We zijn op de finca van Sergio, voor het weekend, voor het eerst in ruim twee maanden tijd. Eigenlijk veel te lang, want het gras staat te hoog en de eerder geplante bloemen zijn al niet meer te zien door het snel oprukkende onkruid. Mijn zwager Sergio is nu precies twee jaar geleden overleden – het covid-virus kreeg hem te pakken, hij belandde op de IC en daar kwam hij niet meer uit.
De finca ligt op een mooie plek in de bergen, niet ver van Medellín. Aan de ene kant ligt Piedras Blancas, een mooi natuurpark met dennenbos, wandelpaden en een groot meer. Dat is de fraaie kant van de omgeving. Aan de andere kant, een paar kilometer naar het oosten, ligt de wijk El Pinar. Dat is een invasiewijk die vastzit aan de laatste stedelijke uitlopers van Medellín, waar de huizen zonder notariële akte van de hand gaan, waar geen officiële watervoorziening is en waar de plaatselijke bende de dagelijkse problemen van de inwoners ‘oplost’.
Als we naar de finca gaan, bellen we altijd Luis Carlos (El Flaco), want een formele taxichauffeur durft die kant niet op te gaan. El Flaco woont zelf in El Pinar en vindt het geen probleem ons te halen en te brengen in zijn oude Suzuki Alto. Hij vertelt over de wijk en over zijn klanten. In z’n informele taxi brengt hij inwoners uit El Pinar naar ‘de stad’ (Medellín), bijvoorbeeld als ze een medische afspraak hebben. De leraren van de kleine basisschool in de wijk hebben zelf geen vervoer en hij brengt ze, tegen een geringe vergoeding, naar de metrocable van Santo Domingo.
El Flaco is een aardige vent en vindt het ook prima om onderweg nog even te stoppen bij een winkeltje om de dingen te kopen die we vergeten zijn in te pakken. Hij vertelt graag over zijn grote hobby: het tuinieren. Hij heeft een grote moestuin bij zijn woning en daar verbouwt hij allerlei soorten groente en fruit, in ieder geval yucca, tomaat, lulo, spinazie, bieslook en granadilla, in principe allemaal geproduceerd voor eigen gebruik. Maar vooral de verbouw van bieslook ging hem erg goed af en hij begon de productie te verkopen op de plaatselijke markt.
Dat bleek niet zo’n goed plan. Hij kreeg al snel bezoek van ‘de jongens’ uit de wijk. Zij hadden gehoord dat El Flaco een business had opgezet en dus kwamen ze nu hun deel ophalen. De bendeleden zijn altijd goed op de hoogte van wat er in de wijk gebeurt want ze hebben overal ‘ogen en oren’: campaneros noemen ze dergelijke verklikkers. El Flaco was gewaarschuwd en liet de productie weer zakken tot op het vroegere niveau.
Hij had beter kunnen weten, want ook op de verdiensten uit z’n informele taxi moet hij belasting betalen. Hij weet de jongens ervan te overtuigen dat hij maar weinig ritjes maakt en maar zelden, hooguit één of twee keer per week, naar Medellín gaat. Daarom valt hij in een lagere categorie en hoeft hij maar een paar tientjes per maand te betalen.
Zelf ben ik ook bezig om een klein moestuintje aan te leggen op de finca. De productie is erg laag en ik denk dat het beste is om het zo maar te laten. Door de verhalen van El Flaco weet ik ondertussen wat de prijs is van succes.