Gisteren werd in Colombia een van de vele nationale tragedies herdacht, de bezetting van 30 jaar geleden van het Paleis van Justitie door guerrillagroepering M-19 en de volkomen onbezonnen tegenaanval door leger en politie. Rond 350 personen werden gegijzeld, onder wie magistraten, rechterlijke functionarissen, werknemers van een kantine en toevallige bezoekers. Tijdens de militaire operatie die volgde en die meer dan 24 uur duurde, reden tanks het gebouw binnen, vloog alles in brand en kwamen officieel 98 mensen om het leven, terwijl elf personen als vermist werden opgegeven.
In 1985 was de regering van president Belisario Betancur in onderhandeling met verschillende guerrillagroepen, onder andere die van M-19. Die wilde met een spectaculaire actie de regering ter verantwoording roepen voor het stroeve verloop van de toenaderingen en hoopte op een mediagenieke stunt, het type operatie waarop M-19 patent had. Zo hadden ze enkele jaren eerder al eens een ambassade gegijzeld, het zwaard van de Zuid-Amerikaanse bevrijdingsheld Bolívar geroofd en ook een heel arsenaal wapens geroofd uit een kazerne in Bogotá, onder de neus van de militairen.
Vooral die laatste actie stak de militairen. Toen ze uit geheime bronnen lucht kregen van de op handen zijnde aanval van het M-19, lieten ze de zaak op zijn beloop en de bewaking van het Paleis van Justitie werd tot een minimum teruggebracht. De M-19 bestormde het gebouw en begon gijzelaars te nemen. Meteen daarop volgde de (al geplande?) tegenactie van het leger. Hoewel de magistraten telefonisch smeekten om te onderhandelen, was er op geen enkel moment, noch van de kant van het leger, noch van de regering, ook maar enige wil om het vuur, al was het maar tijdelijk, te staken. Want de maat was vol voor de militairen. Niks onderhandelen, nu moesten de wapens spreken. Dus werd op alles geschoten wat bewoog: gijzelnemers én gijzelaars.
Gijzelaars die het brandende gebouw hadden weten te ontvluchten, werden door militairen opgewacht, naar een kazerne gebracht en alsnog vermoord, omdat ze misschien wel eens guerrillero of medeplichtige konden zijn. De dag na de ramp, in het uitgebrande gebouw, waren militairen de baas en die zorgden ervoor dat alle mogelijke sporen van wat er precies gebeurd was, werden uitgeveegd.
In de afgelopen dertig jaar na die fatale 6 en 7 november 1985 zijn er talrijke onderzoeken geweest, rechtszaken, stapels juridische rapporten, maar uiteindelijk is de waarheid nooit boven water gekomen. Talloze families weten nog steeds niet of hun familieleden zijn vermoord, omgekomen in de brand en sommigen weten niet eens of hun nabestaanden tot de ‘vermisten’ behoren of niet. Ook is nooit de volledige waarheid boven water gekomen, noch over de aanval van M-19 (die zou zijn gefinancierd met geld van drugsbaron Pablo Escobar), noch over de verantwoordelijkheid voor de ondoordachte tegenaanval. Gespeculeerd wordt dat toenmalig president Betancur de zaak niet meer in handen had en dat de militairen hun eigen gang zijn gegaan. Betancur heeft zich altijd, tot op de dag van vandaag, in stilzwijgen gehuld.
Geen duidelijkheid over de precieze toedracht, over wie de daders zijn, niemand die de verantwoordelijkheid neemt: het is exemplarisch voor de Colombiaanse justitie, of beter gezegd het gebrek eraan. Straffeloosheid lijkt de norm te zijn, niet alleen in de zaak van het Paleis van Justitie, maar ook in al die andere tragedies die het land door de jaren heen hebben geteisterd. En dan maakt het ook niet uit waar je met de telling begint. Met Jorge Eliécer Gaitán, de liberale volksleider die in april 1948 werd vermoord en wiens moord een belangrijke aanzet zou vormen voor de burgeroorlog die volgde. De daders zijn nooit gevonden en de motieven voor die moord zijn nooit opgehelderd.
Het maakt niet uit of je de telling wat recenter laat beginnen. De moord op Luis Carlos Galán bijvoorbeeld, de liberale presidentskandidaat die in augustus 1989 werd vermoord, omdat hij het had aangedurfd de drugsbaronnen te dreigen met uitlevering aan de Amerikaanse justitie, in het geval hij president zou worden. Het hele staatsapparaat werd in werking gesteld om het onderzoek naar de moord te misleiden, valse getuigen zorgden voor chaos en echte getuigen werden vermoord.
En zo kun je nog een tijdje doorgaan. Illustere Colombianen die werden vermoord omdat ze daadwerkelijk wilden optreden tegen de drugsmaffia’s of omdat ze niet in de smaak vielen bij de paramilitairen of de officieren van de strijdkrachten of bij de functionarissen van de veiligheidsdiensten. Personen met een heel verschillende achtergrond en ideologie. De humorist Jaime Garzón, minister Rodrigo Lara, journalist Guillermo Cano, generaal Valdemar Franklin Quintero, presidentskandidaat Bernardo Jaramillo, OM-hoofd Carlos Mauro Hoyos, om maar een paar namen te noemen. Maar wat ze in ieder geval wel allemaal gemeen hebben, is dat de rechtszaken die hun moord moesten ophelderen, nooit ergens toe leidden.
Als justitie tekort schiet in de zaak van dergelijke ‘illustere’ personen, wat mogen ‘gewone’ Colombianen dan verwachten?