Colombia is een van de meest corrupte landen van de wereld. Op alle lijstjes van transparantie die regelmatig worden gepubliceerd, eindigt het land steevast op een van de laatste plekken. Miljarden gaan er jaarlijks verloren aan fraude, omkoping, oneerlijke concurrentie, voorgekookte contracten. De media staan weer bol van corruptieverhalen. De burgemeester van Bogotá is in opspraak door een gigantisch schandaal, waarbij vooral zijn broer, Iván Moreno, een kwalijke hoofdrol speelt. Deze regelde de contacten (én contracten) met een aannemersconsortium, dat de lokale overheid voor miljarden oplichtte. Zelf streek meneer Moreno hoge commissies op.
Theoretisch zijn er controleorganen, zoals de contraloría, maar die doen vaak zelf vrolijk mee met de wonderbaarlijke geldverduistering. Zoals de vorige ‘contralor’ Julio César Turbay, die alleen maar in het nieuws kwam door zijn buitenlandse reizen en zijn kostbare dienstauto. Zijn vader was president in de jaren zeventig en sprak toen de gevleugelde (en uiterst cynische) woorden dat het zijn doel was “de corruptie tot zijn juiste proporties terug te brengen”.
De afgelopen regering van president Álvaro Uribe heeft de twijfelachtige eer de corruptie naar een nieuw niveau te hebben getild. Niet langer is er sprake van individuele gevallen; de corruptie is ‘geïnstitutionaliseerd’ en als het ware verankerd geraakt in de officiële instituties. De voedingsbodem voor al die corruptie wordt gelegd tijdens de verkiezingen voor de regionale verkiezingen. Aanstaande oktober is het weer zover: meer dan duizend burgemeesters worden gekozen. Burgemeesters hebben aanbestedingen te vergeven en grote aannemers staan daarom al klaar met een grote buidel geld om stemmen te kopen. In ruil voor hun steun krijgen de aannemers na de verkiezingen hun investering dubbel en dwars terug in de vorm van vette contracten.
De mayordomo (opzichter) van mijn finca vertelde me afgelopen week dat hij ook van plan was om zich kandidaat te stellen voor de gemeenteraad van zijn dorp. Natuurlijk wist hij ook wel dat politici vaak alleen maar uit zijn op hun eigen voordeel en dat het er corrupt en ‘cliëntelistisch’ (voor wat, hoort wat) aan toe gaat. Maar hij sprak oprecht over zijn voornemen op te komen voor de belangen van de mensen uit zijn gehucht en voor die van alle plattelanders. Ik ken hem erg goed en ik weet dat hij het echt meent. Hij is werkzaam geweest in juntas de acción comunal, een soort dorpsraden, en inderdaad zijn er talrijke buren die vaak ongevraagd voor advies bij hem aankloppen.
Aan het einde van het gesprek zei hij: “Eerlijk gezegd is er nog een andere reden waarom ik raadslid wil worden. Je krijgt er voor betaald en ik moet toch ook aan mijn zoontje denken. Die is veertien jaar en als hij straks van school afkomt, moet hij toch ergens gaan werken. Dan is het goed als ik een aantal mensen ken uit de politiek die me eventueel aan een baantje kunnen helpen.”
Dat kun je toch geen corruptie noemen? Dat is gewoon gezond verstand.