Afgelopen week kwam er een einde aan de staking van zeshonderd piloten van Avianca, de grootste luchtvaartmaatschappij van het land. Wat waren de eisen van die piloten? Ze wilden zestig procent meer salaris, gratis vliegtickets voor zichzelf en familieleden naar alle bestemmingen van Avianca, het hele leven lang, een gratis tablet en de garantie dat de werkgever voortaan hun loonbelasting betaalt. O ja, die gratis tablet is om te communiceren met het bedrijf, maar de piloten willen niet verplicht worden e-mails van Avianca te beantwoorden. Nee, elk officieel werk-gerelateerd bericht moet persoonlijk aan de deur worden afgeleverd.
Personeelszaken van Avianca vertelde de piloten, die overigens tien tot twintig keer meer verdienen dan mensen met een minimumloon, dat aan de eisen niet kon worden voldaan, want dan zou het bedrijf bankroet gaan. Dat vonden de onderhandelaars van Avianca geen sterk argument en ze bleven op hun strepen staan. Bijna twee maanden lang. Miljoenen reizigers werden de dupe, de Colombiaanse economie kreeg een flinke terugslag, maar dat was volgens de piloten de schuld van die koppige Avianca-directie. Ze hadden recht op staken en daar maakte zen gebruik van, punt uit. Juist de wetenschap dat ze zoveel schade aan konden richten maakte hun positie zo sterk. En dat wisten ze. Hoe noem je zoiets in gewone termen? Juist, chantage, niks anders.
‘Wensen’
In Colombia is een jaar geleden, na een lange periode van onderhandelingen, en na veel verzet van de politieke oppositie, een vredesakkoord getekend tussen de regering en de FARC-guerrilla. Tot zover het positieve nieuws, want wat daarna volgde was alleen maar kommer & kwel. Eerst wilde president Santos per se het akkoord aan de bevolking voorleggen, in een volksraadpleging, om er meer legitimiteit aan te geven. En het onvoorstelbare gebeurde: de meerderheid stemde tegen, al was het met een superkleine marge, van minder dan een procent. Toch ging het proces, na de nodige aanpassingen, gewoon door. Wel moest er van alles worden geregeld om het akkoord pasklaar te maken en de afspraken die met de guerrilla waren gemaakt te implementeren. Er moesten nieuwe wetten komen en die moesten weer goedgekeurd worden door het Congres. Dat parlement bestaat voor het grootste deel uit beroepspolitici die helemaal geen boodschap hebben aan idealen of politieke ideeën en alleen een goedlopend, winstgevend bedrijfje runnen.
Nu is het vredesakkoord met de FARC onder de bevolking niet bijster populair (de guerrilla heeft nogal huisgehouden hier) en bovendien komen er volgend jaar verkiezingen aan, met als gevolg dat veel Congresleden flink op de rem gingen staan. Forse kritiek op het vredesakkoord betaalt nu politiek heel goed uit en zelfs parlementariërs op wie de president vijf jaar lang kon rekenen beginnen nu, heel opportunistisch, tegen te sputteren. Dat is electoraal veel handiger. Tegelijk weten ze dat het voor president Santos steeds moeilijker wordt een meerderheid te vinden voor de implementatie van het akkoord, en zoiets voelt zo’n gehaaide, door de wol geverfde parlementariër feilloos aan. En dus begint die z’n eisen te stellen en een lijstje van zijn ‘wensen’ af te werken, alvorens zijn stem te beloven: politieke favores, baantjes, contracten, allemaal in ruil voor zijn stem voor de vrede. Hoe noem je zoiets in dagelijkse termen? Chantage, puro y duro, niks anders.
Kartel van de toga’s
In Colombia was er toch voor kort nog een sector die op een goede pers en een goede reputatie kon rekenen en dat waren de hoge rechters of magistraten van het Hooggerechtshof en het Constitutionele Hof. Daar is al een tijdje niks meer van over, vooral sinds het laatste schandaal, erg toepasselijk genoemd: het kartel van de toga’s. Het blijkt dat een paar van die magistraten er al jarenlang een heel lucratieve handel op na houden, samen met een paar corrupte advocaten, maar dat laatste is in Colombia ongeveer een pleonasme. Die hoge rechters dus, die wisten dat er een hele hoop politici waren die in juridische nood verkeerden, omdat ze een gerechtelijk proces te wachten stond voor corruptie, criminele samenzwering, paramilitarisme of een andere misdaad waarmee ze hun bijverdiensten op peil hielden.
Het was eigenlijk zo eenvoudig, dachten ze, vreemd dat rechters vóór ons daar nooit op waren gekomen! We sturen een of andere gezant naar die politici-in-juridische-problemen toe, meestal een advocaat met twijfelachtige reputatie, en leggen die heren een interessante deal voor: in ruil voor een coulante behandeling van hun zaak (een eindeloze vertraging, of misschien wel een beloofde vrijspraak) zijn we bereid, omgerekend, een paar miljoen euro’s in ontvangst te nemen en staan we weer quitte. Hoe konden die politici dat weigeren? Een veroordeling door het Hooggerechtshof zou einde carrière betekenen. Dus gingen ze akkoord met het genereuze aanbod, het aanbod dat ze niet konden weigeren. Want het was niets anders dan chantage, een andere term kan ik echt niet voor verzinnen.
Boze gebruikers
Dit zijn de gedragspatronen die gebruikelijk zijn in de hoge (‘betere’) kringen van de maatschappij en het is geen wonder dat de rest van de bevolking dergelijk gedrag begint te imiteren. En daarom chanteert de ene helft van de bevolking de andere helft. Indianen die voor hun ‘traditionele’ rechten opkomen, blokkeren de enige weg die van Popayán naar de Ecuadoraanse grens loopt. Boze gebruikers van het bussysteem Transmilenio in Bogotá besluiten de busbaan en aangrenzende rijweg te blokkeren omdat de bussen te laat (en vol) arriveren. Enzovoort, enzovoort.
Chantage als drukmiddel voor alle mogelijke eisen en langzamerhand ook als levenswijze – gezond voor een democratische rechtsstaat kan dat onmogelijk zijn…