Na acht jaar is eindelijk een einde gekomen aan het mandaat van president Juan Manuel Santos, die regeerde van 2010 tot 2018 en halverwege werd herkozen. Hij was de opvolger van Álvaro Uribe, die de acht jaar ervoor aan de macht was en die in 2006 zelf de grondwet liet veranderen om zijn herverkiezing mogelijk te maken.
Uribe vertrok met een populariteit van tachtig procent, terwijl Santos het moet doen met een schamele veertig procent. De twee zijn ook tegenpolen: Uribe is de populist, demagoog en charismatische leider, Santos is de machiavellistische beroepspoliticus. Maar allebei, op hun eigen manier, even schadelijk voor het arme Colombia.
Het goede van Santos? Hij zorgde voor meer dan 2000 km aan nieuwe wegen, renoveerde 56 luchthavens en 91 landen vragen geen visum meer aan Colombianen die willen reizen. Maar hij gaat natuurlijk de vaderlandse geschiedenis in als de president die een akkoord sloot met de guerrillabeweging Farc en ervoor zorgde dat de meeste strijders van die organisatie hun wapens neerlegden.
Echte vrede is er nog niet, de implementatie van het akkoord laat te wensen over, maar de grootste verdienste van het vredesverdrag – een belangrijke daling van het aantal gewelddadige doden – valt niet te ontkennen. Santos slaagde er ook niet in om alle Colombianen te overtuigen van de verdiensten van het akkoord en echte verzoening is er daarom nog niet gekomen. Sterker nog, de strijd om ‘de vrede’ heeft juist geleid tot een enorme polarisatie in het land tussen voor- en tegenstanders en een extreem vijand-denken.
Nog een erfenis, en eentje waar Santos nog minder trots op mag zijn. Onder zijn mandaat werd de chantage-democratie geperfectioneerd: acht jaar lang gebruikte de president schaamteloos de staatskas als wisselgeld om een zogeheten coalitie van nationale eenheid in stand te houden, een meerderheid van parlementariërs die zijn beleid steunden. Door het Congres de vrije hand te geven in de staatsbureaucratie, de contracten, de baantjes, wist hij ze in het gareel te houden en ervoor te zorgen dat ze op tijd zouden stemmen voor de belangrijkste onderdelen van zijn beleid. Ook het vredesakkoord moest op die manier met miljarden peso’s worden afgekocht. De term mermelada werd in het tijdperk-Santos een metafoor voor deze parlementaire corruptie. Terwijl president Santos in het buitenland een imago had van een onberispelijke staatsman, stond hij thuis vooral te boek als een cliëntelistische ritselaar voor wie geen enkele ethische grens bestond.
Het meest positieve van het vertrek van Santos is zijn met veel aplomb aangekondigde belofte dat hij zich niet zal bemoeien met het beleid van zijn opvolger en dat hij zich verre zal houden te pas en te onpas zijn mening te geven over het goede, het slechte en het lelijke van de nieuwe regering – want met kersverse president Iván Duque is het uribisme weer terug aan de macht.
Het vredesakkoord werd nooit een compleet succes en dat was vooral te danken aan het stugge verzet van ex-president Uribe en zijn volgelingen. Daarvoor had hij inhoudelijke redenen (Santos was de Farc te veel tegemoet gekomen), maar er was zeker ook sprake van afgunst. Want Uribe zelf probeerde tijdens zijn eigen regeringsperiode ook een vredesproces te starten met de Farc, maar kreeg dat niet voor elkaar. En daarom besloot hij alles te doen om de vredesonderhandelingen van Santos te saboteren.
De ‘eeuwige president’ Uribe, padrino van president Iván Duque, heeft zelf overigens ook de nodige problemen. En die zijn vooral juridisch van aard. Het Hoofdgerechtshof beschuldigt hem van omkoping en manipulatie van getuigen, delicten die te maken hebben met de veronderstelde oprichting van een paramilitaire groep op een van zijn finca’s in de jaren negentig. Uribe is niet alleen de pionier en filosoof van het paramilitarisme in het land, op de haciënda’s en finca’s van zijn familie werden ook groepen van autodefensas opgericht, illegale geweldsgroepen die de guerrilla of vermeende guerrillero’s bestreden.
Zoiets is moeilijk te verbergen en van de paramilitaire operaties en de betrokkenheid van de familie Uribe zijn verschillende getuigen, maar het merendeel daarvan is inmiddels vermoord, meestal vlak voordat ze de rechter konden vertellen wat ze wisten. Uribe heeft advocaten in dienst die gewend zijn zaakjes op te knappen voor narco’s en paraco’s (paramilitairen) en wel weten hoe ze vervelende getuigen kunnen overreden om (voor Uribe) belastende getuigenverklaringen in te trekken.
Dat gaat meestal wel goed, voor Uribe tenminste, maar het probleem is nu dat een van de getuigen die door Uribe’s advocaat werd gemanipuleerd, een belastend gesprek stiekem had opgenomen en dat heeft laten lekken naar de media.
Santos en Uribe, twee ex-presidenten die de politiek twee decennia lang hebben bepaald. Uribe gaat nog wel een tijdje door, als leider van zijn partij, het Centro Democrático, nu regeringspartij. Santos mag gaan cashen. Met de Nobelprijs voor de Vrede in z’n achterzak kan hij de komende jaren de boer op om wereldwijd voor veel geld conferenties te geven en te vertellen hoe hij het toch flikte om ‘de oudste guerrillagroepering van het westelijk halfrond’ te ontwapenen. In Colombia zit in ieder geval niemand op dat verhaal te wachten.