Kleine boeren moeten cruciale rol spelen bij (weder?)opbouw van Colombia
Eén van de oorzaken van de Colombiaanse burgeroorlog was de oneerlijke verdeling van landbouwgrond. Nu, ruim een halve eeuw later, is die verdeling schever dan ooit. Landhervorming staat dan ook centraal bij de vredesonderhandelingen die de regering en de grootste van de guerrillabewegingen sinds 2012 in Cuba voeren. Vooruitlopend op een alomvattend vredesakkoord scheppen activisten in het land alvast de voorwaarden voor een rechtvaardiger Colombia, met aandacht voor de noden en de belangen van de kleine boeren.
De landverdeling in Colombia hoort tot de meest scheve in de hele wereld. 60 procent van de Colombianen woont op het platteland, maar voor veel boeren is de toegang tot land een groot probleem. Volgens de UNDP, het Ontwikkelingsprogramma van de Verenigde Naties, is 52 procent van het boerenland (landbouw en veeteelt) in handen van net 1 procent van de bevolking. Bovendien schrijft de Economist dat 6,5 miljoen hectare land gestolen, verlaten of gedwongen verkocht is tussen 1985 en 2008 als gevolg van het gewapende conflict in het land. Dat staat gelijk aan anderhalf keer het oppervlak van Nederland. Alle strijdende partijen maken zich schuldig aan landroof. Vooral paramilitaire groepen handelen hierbij vaak in opdracht van grote bedrijven die de grond gebruiken om bananen- of oliepalmplantages aan te leggen of er vee te laten grazen, meestal voor de export.
Werfkelder
Op een mooie septemberavond zijn ongeveer 20 mensen in een donkere werfkelder in Utrecht samengekomen om te luisteren naar de ervaringen van de Colombiaanse landactiviste Yenli Angélica Méndez. Méndez is in Nederland op uitnodiging van Peace Brigades International (PBI), die haar organisatie ACVC begeleid. Deze Asociación Campesina del Valle del Río Cimitarra (Boerenorganisatie uit de Cimitarra-vallei) is sinds 1996 actief met sociaal werk, gemeenschapsopbouw en technische ondersteuning in ruim 140 rurale gemeenschappen in de regio Magdalena Medio (de Cimitarra is een zijrivier van de Magdalena), ten noorden van de oliestad Barrancabermeja.
Hoewel NRC Handelsblad op 25 september 2015 optimistisch berichtte dat Colombia – met de zegen van de paus – voor vrede kiest, is het volgens Méndez nog niet zo ver. Pas als er op alle terreinen overeenstemming is tussen de regering van president Juan Manuel Santos en de guerrillabeweging Fuerzas Armadas Revolucionarias de Colombia (Revolutionaire Strijdkrachten van Colombia, FARC) kunnen de Colombianen, via een referendum over het vredesakkoord, kiezen voor vrede na een periode van ruim 50 jaar burgeroorlog waarin zeker 200.000 doden gevallen zijn. Het inmiddels gesloten deelakkoord over landhervorming legt veel nadruk op de bescherming van de boerenbevolking en op het opzetten van Zonas de Reserva Campesina (ZRC), een soort veilige gebieden voor kleine boeren. 68 van deze ZRC’s liggen door het hele land verspreid en Méndez’ ACVC is, namens de boerengemeenschappen in het gebied, verantwoordelijk voor het opzetten en het duurzame van de ZRC Cimitarra, inclusief technische ondersteuning aan kleine boeren aldaar.
Zelfvoorziening
Méndez legt uit dat een ZRC is een soort ‘collectief eigendom’ is, een vorm van bezit die tot voor kort in Colombia alleen voorbehouden was aan inheemse en Afro-Colombiaanse gemeenschappen. Een ZRC maakt het mogelijk om grote groepen boeren land (terug) te geven en hen zodoende een toekomstperspectief te bieden. ACVC schept in de ZRC Cimitarra, deels met Europese fondsen, de voorwaarden om te komen tot voedselproductie voor met name voor eigen gebruik. Veel aandacht gaat uit naar de verbouw van suikerriet en kaneel, en naar kleinschalige veeteelt. Zelfvoorziening op voedingsgebied is volgens Méndez cruciaal voor de bewoners om zich onafhankelijk te maken van de belangen van de groothandel en de nukken van de internationale markten. Vanwege hun banden met de exportsector, de motor achter het Colombiaanse ontwikkelingsmodel, werken paramilitairen de boeren echter actief tegen.
In totaal zijn 6 miljoen Colombianen hun woongebied ontvlucht voor het geweld.Veel van deze boeren zijn, na van hun grond verdreven te zijn, naar de Cimitarra-vallei gevlucht, òf zijn juist teruggekeerd naar hun eigen grond langs die rivier nadat ze daar eerder verdreven waren, òf hebben ternauwernood verdrijvingen en aanslagen overleefd. Als onderdeel van het vredesproces hoort de overheid aan deze slachtoffers van het geweld land ter beschikking te stellen, inclusief eigendomsrechten. Dat gebeurt echter niet en dus doet de ACVC het maar. Ook de inrichting van het gebied neemt ACVC voor haar rekening, inclusief een inmiddels officieel erkend natuurgebied. Dit is geen kleinigheid, met maar liefst 35.000 mensen verspreid over 140 gemeenschappen in een gebied van zo’n 40 bij 40 kilometer. Daarmee is deze ZRC ongeveer even groot als de provincie Utrecht maar dan vrijwel zonder wegen of andere infrastructuur!
Helaas is het werk van Méndez en haar ongeveer 65 collega’s niet zonder persoonlijk gevaar, omdat veel nieuwe landeigenaren niet bereid zijn hun grond zomaar terug te geven aan de oorspronkelijke eigenaren. Ook zien veel strijdende partijen particuliere organisaties als aanhanger van ‘de tegenstander’ en dus als militair doelwit. Op een vraag uit het publiek vertelt Méndez dat de mensen van ACVC zich niet kunnen bewapenen om zich te verdedigen, omdat ze daarmee ook een strijdende partij zouden worden. Bovendien kunnen ze toch niet op tegen leger, paramilitaire groeperingen of guerrilla. ACVC is voor haar bescherming dus afhankelijk van goede contacten met alle partijen – en van de aanwezigheid van PBI-vrijwilligers. Deze internationale bescherming zouden ze kwijtraken als ze niet meer vreedzaam zouden opereren.
Doodseskader
Ondanks de lippendienst aan vrede van FARC en overheid, en ondanks aanhoudende verzekeringen van de overheid dat de paramilitaire organisaties ontmanteld zijn en niet meer bestaan, houdt het geweld aan. Zo toonde de website van Contagio Radio op 2 oktober jongstleden nog een pamflet van het beruchte paramilitaire doodseskader Águilas Negras (Zwarte Adelaars). In dit pamflet bedreigen ze niet minder dan 123 activisten met de dood omdat ze het vaderland willen ‘zuiveren’ van communisten. Yenli Méndez noch de ACVC worden uitdrukkelijk genoemd, maar dat is nauwelijks een geruststelling omdat de Águilas Negras “alle mensenrechtenorganisaties en organisaties van slachtoffers” als militair doelwit beschouwen. In dit klimaat zijn de eerste helft van dit jaar al 34 activisten vermoord.
Ook onder de leden van de ACVC zijn slachtoffers gevallen: sinds de oprichting in 1996 zijn niet minder dan vijf medewerkers vermoord en een ander overleefde een aanslag maar net. Bovendien hebben medewerkers en PBI-waarnemers een aantal jaren geleden de ontvoering van – en daarmee een vrij zekere moord op – een ACVC-collega door paramilitairen voorkomen door te weigeren hem uit een auto te laten stappen waarin ze met een groep onderweg waren.
Naast dit soort agressie heeft de ACVC te maken met ongegronde juridische vervolging. In feite zijn alle leden van ACVC’s raad van bestuur onderworpen aan een strafrechtelijke procedure. In september 2007 werden vier bestuursleden vastgehouden en bij een inval in het kantoor van de organisatie in Barrancabermeja hebben overheidsfunctionarissen alle computers en documenten van de organisatie meegenomen. Desondanks hebben de boeren en de ACVC’ers geen andere optie dan dóór te gaan met hun werk.
Mensenrechtenactivisten worden al jarenlang bedreigd en regelmatig wordt de daad bij het woord gevoegd, ook als ze zich keurig aan de Colombiaanse wet houden. Daarom heeft de overheid een grootschalig beschermingsprogramma opgezet waarbij mobiele telefoons, kogelvrije vesten, gewapende bewaking of andere voorzieningen beschikbaar gesteld worden. Maar mobiele telefoons hebben lang niet overal bereik, een kogelvrij vest beschermt je familie niet en onderzoek naar de daders, laat staan berechting en bestraffing, komt nog te weinig voor. “Problematisch is ook dat soms, door financiële noden of anderszins gedwongen, dezelfde boeren waar ACVC voor op wil komen, in dienst treden van de guerrilla, de paramilitairen of één van de privé-legertjes van grootgrondbezitters”, zo schetst Méndez een andere uitdaging bij haar werk.
Booswichten
Volgens haar zijn de paramilitairen de grootste, maar zeker niet de enige, booswichten in het aanhoudende conflict omdat hen meestal geen strobreed in de weg gelegd wordt door de autoriteiten – sterker nog, ook volgens internationale mensenrechtenorganisaties werken de paras regelmatig in samen met overheidsdiensten. “Ook verdedigen ze met geweld de economische belangen van rijke grootgrondbezitters en industriëlen tegen de bevolking. ACVC kan daar alleen maar publiciteit, publieke verontwaardiging en het dreigen met rechtszaken tegenover zetten.” Toch vertelt Méndez na afloop van haar presentatie optimistisch te zijn over de toekomst en is deze moeder van twee “prachtige kinderen” trots op wat haar organisatie in 20 jaar allemaal bereikt heeft.
Vooral het simpele feit dat de gemeenschappen de laatste jaren op hun land zijn gebleven is cruciaal. Via de ACVC krijgen ze bovendien enerzijds de erkenning die nodig is om daar legaal te blijven, en anderzijds de training en (soms) de financiering om inkomensgenererende projecten op te zetten. Méndez’ verantwoordelijkheden daarbij zijn het onderhouden van contacten met andere organisaties en ze vertegenwoordigt de ACVC in de nationale koepel van ZRC’s, de ANZORC, in Bogotá.
Ras-optimiste
Hoewel het meeste werk van ACVC door de boeren zelf gedaan wordt, door vrijwilligers en door stagiaires, blijft het moeilijk om in Colombia aan fondsen te komen voor activiteiten en salarissen. Méndez constateert bezorgd dat Europa de blik steeds meer afwendt van Latijns Amerika in het algemeen en van Colombia in het bijzonder. Toch blijft ze, als ras-optimiste, geloven in de druk van buitenaf omdat ze weet dat de Colombiaanse regering bang is voor negatieve berichtgeving in het buitenland die het land, en dus henzelf, schade berokkent. Ze heeft in een gesprek op het ministerie van Buitenlandse Zaken dan ook opnieuw aandacht gevraagd voor twee belangrijke aspecten van het huidige ‘trade not aid’-beleid: het niet-duurzame karakter van het huidige economische wereldmodel en het op grootschalige export gerichte Colombiaanse economische beleid, en de nadelen daarvan voor met name de kleine boeren. Daarnaast roept ze het Nederlandse maatschappelijk middenveld op om Colombia niet in de steek te laten en onderstreept ze het enorme emotionele belang van solidariteit met activisten, met name vanuit Europa.
Ironisch genoeg is het volgens Méndez de vooruitgang in het vredesproces, die de belangstelling vanuit het buitenland voor Colombia doet afnemen. Ten onrechte: “Het opbouwen van een nieuwe, ongewapende en rechtvaardige samenleving zal ingewikkelder en moeilijker zijn dan het blijven voeren van een burgeroorlog”, zo meent ze. Vooralsnog zijn veel mensenrechtenactivisten voor hun overleven letterlijk afhankelijk van de vrijwilligers van PBI dus het land kan bij de opbouw van een nieuwe samenleving alle hulp gebruiken die het kan krijgen. Yenli Méndez rekent daarbij op Europa in het algemeen en op Nederlandse organisaties in het bijzonder.
PBI – Peace Brigades International
Met name in Latijns Amerika staan mensenrechtenverdedigers onder grote druk. Ze worden bedreigd, gecriminaliseerd of zelfs vermoord. Dat geldt vaak ook voor hun familie. Met succes biedt Peace Brigades International (PBI) hen al meer dan 30 jaar bescherming. Door middel van persoonlijke begeleiding worden honderden organisaties en individuen, hun families en gemeenschappen beschermd. Daarnaast organiseert PBI in meer dan 20 landen politieke en diplomatieke aandacht voor bedreigde mensenrechtenverdedigers die door de teams van internationale vrijwilligers ter plekke worden begeleid. PBI-teams zijn momenteel onder meer werkzaam in Colombia, Guatemala, Honduras en Mexico. In Colombia is de ACVC één van de tien organisaties die door PBI begeleid worden. PBI heeft drie internationale teams in Colombia. Kijk voor meer informatie op www.peacebrigades.nl