Oplossing nog niet in zicht
Het Venezuela van het ‘socialisme van de 21e eeuw’ verkeert in een diepe economische, sociale en politieke crisis. President Maduro heeft met steun van het Hooggerechtshof het door de oppositie beheerste parlement buiten spel gezet. Internationale organisaties en bemiddelaars proberen te voorkomen dat de crisis nog groter wordt. Tot dusverre zonder veel succes.
Een humanitaire crisis, met tekort aan voedsel en medicijnen. Een land dat in een vrije val is geraakt. Dat lees je over Venezuela. Maar overtuigde aanhangers van de Bolivariaanse revolutie van de in maart 2013 overleden president Hugo Chávez zien dat anders: er zijn problemen, maar die worden door vijanden gecreëerd, uitgebuit en uitvergroot. De in april 2013 met de hakken over de sloot gekozen president Nicolás Maduro kondigde onlangs opnieuw de noodtoestand af om “de buitenlandse agressie tegen ons land aan te klagen, te neutraliseren en te overwinnen”. Volgens hem is niet slecht economisch beleid, maar die buitenlandse agressie dé oorzaak van de problemen van het Venezolaanse ‘socialisme van de 21e eeuw’. Er dreigt volgens hem een staatsgreep of een buitenlandse invasie.
De meeste Venezolanen ervaren andere problemen. Het ging economisch al slecht, maar sinds de scherpe daling van de olieprijs – in 2015 zelfs 45 procent lager dan in 2014 – is het rampzalig. Ruim 90 procent van de export bestaat uit olie en afgeleide producten. In 2014 daalde het BNP met 3,9 procent en in 2015 met 5,7 procent. Volgens de laatste prognoses van de Wereldbank wordt voor 2016 zelfs een achteruitgang van 10 procent verwacht. Dat betekent een daling van ruim 18 procent over 2013-2016, veruit de grootste van Latijns Amerika. Gemiddeld groeide de regionale economie die jaren met 2 procent; een land als Bolivia ging er zelfs 21 procent op vooruit.
700 procent inflatie
Het was de trots van Chávez dat onder zijn presidentschap de armoede fors was gedaald, van ongeveer de helft van de bevolking naar een kwart. Maar in 2013 steeg het weer naar 32 procent. Daarna zijn er geen officiële cijfers, maar volgens universitair onderzoek leefde eind 2015 al 70 procent van de bevolking onder de armoedegrens.
Bij de val in de koopkracht komt de gekmakende inflatie: in 2015 officieel 180 procent, maar in 2016 waarschijnlijk 700 procent en in 2017 zelfs 1500 tot 2200 procent. Venezuela moest altijd al voedsel invoeren, maar door de val in de olie-inkomsten is dat te duur. Mensen staan in lange rijen voor bijna lege winkels. Dat komt niet voornamelijk door het achterhouden van voedsel, zoals geharde chavistas beweren, al zal dat zeker gebeuren. Door ernstig gebrek aan medicijnen beginnen er doden te vallen. Sociale media functioneren nu als hulpmiddel in de zoektocht naar medicijnen. Door tekort aan elektriciteit werken mensen bij de overheid nog maar twee dagen per week.
‘Uitgaansverbod’
Naast deze onzekerheden is er fysieke onveiligheid. Inmiddels gaat Venezuela, samen met Honduras en El Salvador, aan kop met de hoogste moordcijfers van Latijns Amerika – en ook wereldwijd – in een land in vredestijd. Daders blijven meestal ongestraft. Voeg daarbij dat Venezuela al jaren het slechtst van Latijns Amerika scoort op de Corruptie Perceptie Index van Transparency International. ’s Avonds lijkt in Caracas wel een ‘uitgaansverbod’ van kracht. Van het altijd zo levendige uitgaansleven is weinig over door geldgebrek en angst.
Tot een paar jaar geleden had Venezuela – met Chili, Argentinië en Uruguay – het hoogste gemiddelde inkomen van Latijns Amerika: typische middeninkomenlanden. Nu tref je er een voor een middeninkomenland in vredestijd unieke situatie aan: grote armoede, voedsel- en medicijnengebrek, grote onveiligheid en extreme corruptie. En dat gaat natuurlijk samen met protesten, plunderingen en keihard politieoptreden daartegen.
Eind mei 2016 besloot Lufthansa de vluchten naar Caracas op te schorten, meteen gevolgd door het Braziliaans-Chileense LATAM, de grootste luchtvaartmaatschappij van Latijns Amerika. Alitalia en Air Canada deden hetzelfde. Het aantal passagiers van en naar Caracas is teruggelopen en de maatschappijen hebben nog bijna 4 miljard dollar tegoed van Venezuela, dat door de gedaalde olieprijs minder dollars binnenkrijgt.
Buitenspel
Het was dan ook geen wonder dat, ondanks intimidaties en veel minder toegang tot de media, de in de MUD (Mesa de Unidad) verenigde oppositie op 6 december 2015 de parlementsverkiezingen met 56 procent van de stemmen won. Als gevolg van het kiesstelsel kreeg de MUD 112 van de 167 zetels – precies tweederde – in de uit één Kamer bestaande Asamblea Nacional. Tot veler verbazing en opluchting erkenden Maduro en zijn partij onmiddellijk de uitslag. Dat betekende niet dat ze die ook respecteerden. Nog dezelfde maand benoemde Maduro 13 nieuwe rechters in het Hooggerechtshof (TSJ). Bij datzelfde TSJ maakte de regering bezwaar tegen de verkiezing van vier afgevaardigden (drie van de MUD, één chavista) in Amazonië, omdat mensen omgekocht zouden zijn. Het Hof besliste snel: als die vier toch parlementslid worden, zullen alle besluiten van het parlement ongeldig zijn. MUD besloot dat te accepteren om niet helemaal buiten spel te worden gezet.
In januari kondigde Maduro de economische noodtoestand af die hem de bevoegdheid gaf om buiten het parlement om besluiten te nemen. In mei gaf hij zich in een nieuwe noodtoestand zelfs bevoegdheid om de grondwet op te schorten. Het parlement protesteerde, maar het Hooggerechtshof gaf de president gelijk wegens de “buitengewone omstandigheden”. Bovendien kan de president – ook zonder noodtoestand – elk parlementsbesluit of wet voorleggen aan het Hooggerechtshof. Officieel kan het parlement met tweederde meerderheid deze rechters ontslaan, maar datzelfde Hof had – op verzoek van de Maduro – juist gezorgd dat de oppositie die meerderheid is kwijtgeraakt.
Eind maart nam het parlement een wet aan die amnestie verleent aan 78 mensen die volgens de oppositie politieke gevangenen zijn, maar volgens de regering misdrijven hebben gepleegd, zoals aanstichten tot geweld. De bekendste is de voormalige burgemeester Leopoldo López, die tot bijna 14 jaar cel is veroordeeld. Op verzoek van Maduro verklaarde het Hooggerechtshof twee weken later de amnestiewet strijdig met de grondwet. Dat viel te verwachten; bij de 40.000 uitspraken van de afgelopen negen jaar heeft het Hof niet één keer iets tegen de zin van de regering besloten.
Vertragen
De oppositie probeert gebruik te maken van een grondwettelijk middel uit de grondwet van Chávez. Burgers kunnen een referendum aanvragen over het aanblijven of aftreden van een president zodra die halverwege zijn termijn is. Bij verlies moet de president aftreden en komen er verkiezingen, behalve als het referendum wordt gehouden na het vierde jaar van zijn zesjarig presidentschap. Dan maakt de vicepresident de termijn van de afgetreden president vol.
Om zo’n procedure te starten zijn bijna 200.000 handtekeningen nodig, 1 procent van de stemgerechtigden. Als die zijn gecontroleerd en goedgekeurd door de Nationale Kiesraad, moeten er in drie dagen minstens 4 miljoen handtekeningen komen, 20 procent van de kiesgerechtigden. Als daarna bij het referendum minstens 7,5 miljoen kiezers – het aantal stemmen voor Maduro in 2013 – voor aftreden stemmen, moet de president opstappen.
De oppositie heeft begin mei 1,85 miljoen handtekeningen ingeleverd, bijna tien keer zoveel als vereist voor de eerste stap. De oppositie heeft hierbij weinig vertrouwen in de Nationale Kiesraad, die bestaat uit chavistas. Als die Raad binnen dertig dagen de handtekeningen moet controleren, kan dat binnen dertig werkdagen zijn. Maar door elektriciteitstekorten werkt het overheidpersoneel nog maar twee dagen per week. Dat kan de termijn dus flink oprekken. De telkens weer afgekondigde noodtoestand kan de zaak ook vertragen. Als alles toch goed gaat, kan volgens de oppositie het referendum in september of oktober plaatsvinden. Maar door vertragingsacties van de regering kan het ook na 10 januari 2017 worden. Als Maduro dan verliest, wordt de huidige vicepresident de laatste twee jaar president, en dan is de oppositie weinig opgeschoten. Volgens de meeste opiniepeilingen wil zo’n 70 procent van de kiezers nog dit jaar van Maduro af.
Bemiddelen
In hun eind 2014 afgesloten boek, Dragon in the Tropics. Venezuela and the Legacy of Hugo Chávez, noemen Javier Corrales en Michael Penfold Venezuela geen democratie of dictatuur, maar ze zien het als een mix daarvan, een hybride systeem. Ook de organisatie Freedom House uit de Verenigde Staten, die landen indeelt in vrij, gedeeltelijk vrij en onvrij, plaatst Venezuela al jaren in de middenpositie. Voor 2015 heeft Venezuela wel cijfers op de grens van ‘niet vrij’. Daarbij speelt zeker de beperkte persvrijheid een rol. Volgens rapporten daarover voor 2015 van Reporters without frontiers deden in Latijns Amerika alleen Cuba en Mexico het slechter en volgens het persrapport van Freedom House alleen Cuba. Waarschijnlijk zullen, zeker gezien de positie van het parlement, zowel Corrales en Penfold als Freedom House Venezuela nu ‘dictatoriaal’ en ‘niet vrij’ noemen.
De meervoudige Venezolaanse crisis heeft geleid tot grote internationale bezorgdheid. Drie oud-regeringsleiders – de Spaanse socialistische ex-premier José Luís Zapatero en voormalige presidenten van Panama (Martín Torrijos) en de Dominicaanse Republiek (Leonel Fernández) – proberen met steun van de Unie van Zuid-Amerikaanse Staten (UNASUR) te bemiddelen tussen regering en oppositie.
Ook de Organisatie van Amerikaanse Staten (OAS), waarvan ook de Verenigde Staten en Canada lid zijn, laat van zich horen. Op 31 mei kwam Luis Almagro, secretaris-generaal van deze organisatie en eerder minister van Buitenlandse Zaken in de linkse regering van Uruguay, met een dik rapport. Daarin kritiseert hij het blokkeren van het parlement, het niet-onafhankelijke Hooggerechtshof, het vervolgen en veroordelen van mensen om politieke redenen en het gebrek aan garanties voor een blijven-of-aftreden referendum. Volgens Almagro wordt daardoor de “democratische orde” aangetast en daarom wil hij een beroep doen op de Carta Democrática van de OAS en binnen twee weken een vergadering bijeenroepen. Die verklaring is eerder gebruikt na de staatsgreep in Honduras in 2009 tegen president Zelaya – met twee jaar opschorting van het lidmaatschap van de OAS – en in 2012 voor Paraguay. Daar besloot de OAS na het afzetten van president Lugo door het parlement geen sancties op te leggen.
“CIA-agent”
Ironisch is dat Maduro destijds, als minister van Buitenlandse Zaken, ijverde voor het toepassen van de Carta Democrática. Maar nu wil hij er niets van weten. Al eerder noemde hij Almagro een “CIA-agent”, waarop Almagro antwoordde dat Maduro een “leugenaar” en “verrader” was. Dat Almagro aankwam met de Carta Democrática viel slecht bij veel landen. Hij had dat helemaal niet mogen doen zonder overleg met de lidstaten. Meteen kwamen de ministers van Buitenlandse Zaken van Argentinië, Chili, Colombia en Uruguay met een eigen verklaring waarin ze opriepen tot dialoog en het respecteren van grondwettelijke procedures, zoals het referendum. Ze vinden dat de problemen vooral door de Venezolaanse regering en oppositie opgelost moeten worden, zonder veel inmenging van buitenaf.
Venezuela moest een wat mildere, algemene resolutie slikken in de OAS, maar was daar toch al erg kwaad over. Het land staat steeds meer geïsoleerd. Naast trouwe bondgenoten als Ecuador, Bolivia en Nicaragua hielden ook reuzen als Argentinië en Brazilië Venezuela altijd uit de wind. Met de nieuwe rechtse regeringen daar is dat niet meer het geval.
Veel landen kritiseren het eigengereide optreden van Almagro, maar hadden al eerder zorgen over Venezuela. Almagro heeft met zijn eenmansactie zeker de weg gebaand voor andere initiatieven. Maduro ziet de OAS vooral als een verlengstuk van de Verenigde Staten. Hij werkt liever met de UNASUR, maar dat heeft ook nog weinig opgeleverd. De drie bemiddelaars hebben de twee partijen nog lang niet aan tafel gekregen. Sterker nog: de oppositie heeft de aparte afspraak met de drie heren voor 7 juni in de Dominicaanse Republiek op het laatste moment afgezegd. De oppositie meent dat het pas zin heeft te gaan praten als aan bepaalde voorwaarden is voldaan, zoals de vrijlating van López, de belangrijkste politieke gevangene, het deblokkeren van het parlement en garanties voor het referendum dit jaar. Venezolaanse regeringsvertegenwoordigers spraken wel met de bemiddelaars. Ze zeiden dat ze geen voorwaarden vooraf stelden. Of dat echt waar is, moet nog blijken. Een oplossing voor de veelkoppige Venezolaanse crisis is nog lang niet in zicht.