De bijzondere dictatuur van de ‘sultan’ van Paraguay
Jarenlang was Alfredo Stroessner de nestor van de Latijns-Amerikaanse dictators, die alle records van zijn collega’s brak. Hoe kon hij van 1954 tot 1989 in Paraguay aan de macht blijven? Als president, militair opperbevelhebber én partijleider vestigde hij een ‘sultanistisch’ regime. Stroessner kon met grote willekeur regeren en in de staatskas graaien. Maar uiteindelijk kwam ook hij ten val door een militaire coup.
Toen generaal Alfredo Stroessner in 1954 in Paraguay een staatsgreep pleegde, kon niemand voorzien dat hij 35 jaar aan de macht zou blijven. Het was al de elfde geslaagde militaire coup in een halve eeuw en de meeste coupplegers bleven in het politiek instabiele land maar kort overeind. Dat gold ook voor het continent. In 1954 werden twaalf Latijns-Amerikaanse landen geregeerd door militaire coupplegers. Van hen zat in 1961 alleen Stroessner nog in het zadel.
Stroessner was in 1912 geboren als kind van een uit Beieren geïmmigreerde vader en een Paraguyaanse moeder. Hij vocht als jong officier in de Chaco-oorlog (1932-1935) tegen Bolivia en liet zich in de jaren veertig in met mislukte en geslaagde coups. Als pas 39-jarige werd hij in 1951 opperbevelhebber van de strijdkrachten.
Drie-eenheid
Na de staatsgreep in mei 1954 had Paraguay twee maanden een waarnemend president tot Stroessner zich namens de Colorado-partij als enige kandidaat tot president liet kiezen. Zijn regime berustte op de drie-eenheid van staat, militairen en die partij. Stroessner was zowel president, militair opperbevelhebber en erevoorzitter van de Colorado-partij. Met buitengewoon handig manoeuvreren wist hij concurrenten uit te schakelen en aanhangers op sleutelposities te zetten.
Hij maakte van de Colorados een hiërarchisch machtsinstrument dat in de hele samenleving doordrong. Een groot deel van de Paraguayanen, waarschijnlijk meer dan de helft, was lid. Voor alle mensen in overheidsdienst en alle officieren van de strijdkrachten gold verplicht lidmaatschap. Als niet-partijlid kon je niets bereiken. Militairen, ook hiërarchisch ondergeschikt aan Stroessner, leverden altijd de belangrijkste ministers: voor Defensie, Financiën en Publieke Werken. Hoewel Stroessner weinig charismatisch wordt genoemd, ontstond een sterke persoonsverheerlijking, waarbij de dictator titels kreeg als ‘Tweede Wederopbouwer van de Natie’ en ‘Grote Weldoener’.
‘Granieten eenheid’
Met gebruik van deze ‘granieten eenheid’ van staat, strijdkrachten en partij hanteerde Stroessner verschillende strategieën om steun te krijgen en aan de macht te blijven. In afwijking van de meeste militaire dictaturen hield hij een democratische façade in stand. Er waren parlementsverkiezingen, waaraan ook een paar gemuilkorfde oppositiepartijen mochten meedoen. Stroessner liet zichzelf elke vijf jaar herkiezen als president, met gemiddeld 89 procent van de stemmen.
Stroessner had aanzienlijke steun door een soort ‘geïnstitutionaliseerde corruptie’, waarvan belangrijke groepen profiteerden. Allereerst de militairen die commerciële privéactiviteiten mochten verrichten, met gebruik van militaire hulpmiddelen zoals vrachtwagens, bouwmachines en benzine. Zo werden veel militairen rijk met uitgebreide smokkelpraktijken. De Wereldbank schatte de ‘niet-geregistreerde’ in- en uitvoer even groot als de geregistreerde handel, andere schattingen waren nog veel hoger. Veel profijt hadden de militairen ook van handel in drugs een wapens. Zo leverden ze illegaal wapens aan bijvoorbeeld Iran en Zuid-Afrika.
Spotprijzen
Officieren en leiders van de Colorado-partij konden voor spotprijzen grote stukken land kopen die volgens de wet bestemd waren voor kleine en landloze boeren. Daardoor nam de ongelijkheid in landbezit schrikbarende vormen aan, wat nog steeds – bijna dertig jaar na Stroessner – grote conflicten oplevert. Ook op lager niveau deelde de partij gunsten uit om mensen loyaal aan het regime te houden. Zo was een groot deel van de bevolking zowel slachtoffer als profiteur en medeplichtige van de dictatuur.
Die steun werd ook bevorderd door het uitdragen van een nationalistische ideologie en kijk op de geschiedenis van het land (zie hier artikel daarover) met nadruk op het ‘Paraguyaanse ras’ en de ‘heldhaftige geschiedenis’. Stroessner presenteerde zich als legitieme opvolger van de militaire held van de oorlog van de Triple Alliantie (1864-1870), president Francisco Solano López. Stroessner hanteerde veel anticommunistische retoriek en bestreed de verboden communistische partij fel. Dat leverde veel politieke en materiële steun op van de Verenigde Staten (foto, rechts president Lyndon Johnson). Tussen 1954 en 1960 kregen slechts twee Latijns-Amerikaanse landen meer geld van de VS via de Alliantie voor de Vooruitgang. Pas na dertig jaar dictatuur gingen de VS Stroessner kritiseren en aandringen op democratisering. Omdat de VS zich hevig keerden tegen het in hun ogen dictatoriale Nicaragua van de sandinisten, konden ze moeilijk zwijgen over het veel grotere gebrek aan democratie in Paraguay.
Kolossaal archief
Om ieder risico uit te sluiten berustte Stroessners regime op repressie. Hoewel vaak werd gedacht dat de onderdrukking nogal onhandig en slordig plaatsvond, bleek uit het in 1992 ontdekte kolossale archief van de staatsrepressieorganen hoe goed alles was georganiseerd en gedocumenteerd. Paraguay werkte ook nauw samen met de veiligheidsdiensten van de dictaturen van Argentinië, Bolivia, Brazilië, Chili en Uruguay in de zogenaamde Operatie Condor. De overal aanwezige Colorado-partij hield iedereen in de gaten. Geweldloze opposanten, zoals van boerenorganisaties, werden opgepakt en dan vrijwel altijd gemarteld om hen en anderen angst aan te jagen. Mensen die betrokken zouden zijn bij gewapend verzet, werden zo veel mogelijk vermoord of ‘verdwenen’. Op 2,5 miljoen inwoners zijn ongeveer 500 mensen gedood en 19.000 opgepakt en gemarteld, volgens het rapport uit 2008 van de Waarheid- en Gerechtigheidcommissie.
De dictatuur van Stroessner – vaak aangeduid als Stronato – was niet alleen buitengewoon langdurig, maar voor Latijns Amerika tamelijk afwijkend. Stroessner leek een beetje een klassieke caudillo met zijn persoonlijk bewind en geweld, maar zijn regime was veel beter georganiseerd en hij opereerde strategischer dan caudillos als Trujillo in de Dominicaanse Republiek of Somoza in Nicaragua.
Sultanistisch
Met die strategie en organisatie zou Stroessners regime weer kunnen lijken op ‘bureaucratisch-autoritaire’ regimes, zoals de anticommunistische dictaturen in Argentinië, Brazilië, Chili en Uruguay vaak worden genoemd. Dat idee werd versterkt doordat Stroessner nauw met die landen samenwerkte in de Operatie Condor. Maar daar was de persoon van de dictator minder belangrijk (behalve in Chili), functioneerde geen regimepartij zoals de Colorados en was geen of veel minder sprake van een democratische façade.
Politicologen zijn daarom geneigd het regime van Stroessner “sultanistisch” te noemen, naar voorbeeld van de Ottomaanse en andere sultans. In zo’n regime kan de absolute machthebber in hoge mate willekeurige besluiten nemen, niet gehinderd door wetten. Zo kan hij mensen ontslaan, straffen, maar ook belonen naar persoonlijk inzicht. Stroessner had hiervoor zowel de staat, de strijdkrachten als de Colorado-partij ter beschikking. Van mensen in die organisaties werd persoonlijke loyaliteit aan de leider verwacht. Ook bij het uitdelen van materiële beloningen had de dictator veel ruimte, want dit ‘sultanisme’ kent geen scherp onderscheid tussen eigendom en geld van de staat en van het staatshoofd. Daardoor kan de dictator over een aanzienlijk deel van die publieke middelen beschikken alsof ze zijn privébezit zijn. De sultan kan zich wel presenteren als aanhanger van een ideologie, maar is daar bij zijn handelen en beleid niet aan gebonden.
Onopvallend
Het onderscheid tussen bureaucratisch-autoritaire en sultanistische regimes valt goed te illustreren met een vergelijking van de dictaturen in Paraguay en Chili. Natuurlijk zijn er overeenkomsten, zoals een sterke positie en politieke manipulatievaardigheid van zowel Pinochet (rechts op foto) als Stroessner. In beide gevallen was de president tevens militair opperbevelhebber. De regimes waren sterk repressief en kregen – tot de eindfase – steun van de Verenigde Staten.
Maar de verschillen waren aanzienlijk. Paraguay kende een democratische façade, bij Pinochet was daarvan geen sprake. Stroessner werkte met een grote regimepartij, de Colorados, Pinochet voelde niets voor zo’n partij. De economie van Paraguay berustte voor een groot deel op smokkel. Ondanks zijn verbale anticommunisme kende Stroessner geen doelgericht (neo)liberaal economisch beleid. Pinochet voerde als anticommunist juist bewust een extreem neoliberaal beleid, uitgevoerd door marktgerichte technocraten uit de Chicagoschool. Terwijl Stroessner juist niet wilde opvallen om minder last te krijgen van internationale mensenrechtenkritiek, presenteerde Pinochet zich trots als de generaal die – in zijn ogen – het communisme verslagen had en nu zijn land naar een neoliberaal economisch ‘wonder’ leidde.
Ruzies
Stroessner had niet te maken met een brede politieke en sociale oppositie en hij had ook niet de macht gegrepen omdat links te machtig dreigde te worden. Dat was in Paraguay helemaal niet aan de orde, maar in Chili met de Unidad Popular-regering van de socialistische president Salvador Allende en een vrij lange democratische traditie juist wel. Pinochet gaf de militairen hogere lonen en pensioenen en meer oorlogstuig en vulde ook zijn eigen zakken, maar het onderscheid tussen overheids- en privébezit vervaagde lang niet zo sterk als onder Stroessner.
Ondanks al die steun en machtsuitoefening lukte het Stroessner niet levenslang aan de macht te blijven. Hij moest begin 1989 niet vertrekken onder druk van een brede volksbeweging voor democratie, maar door militairen na ruzies in de top van de militairen en de Colorado-partij. Generaal Andrés Rodriguez volgde hem op en Stroessner ging in ballingschap. Zo waren eerder in Paraguay ook altijd presidenten afgezet; met streven naar democratisering had dat niets te maken. In Chili, Argentinië, Brazilië en Uruguay eindigden de dictaturen anders. Daar eisten sociale bewegingen en partijen democratisering, al liepen de omstandigheden en strategieën daarbij uiteen.
Die landen hadden eerder perioden van democratie gekend en beschikten over democratische partijen en politici om een andere politieke orde vorm te geven. In Paraguay was dat niet het geval. Bovendien hadden de meeste inwoners nooit anders dan het bewind van Stroessner meegemaakt. Daardoor was de weg naar democratie na Stroessner bezaaid met nog meer onaangename erfenissen en hindernissen.
Deze bijdrage is onderdeel van de ‘Paraguay Special‘, voorjaar 2017