Democratisch Mexico gevaarlijkste land van de Amerika’s voor journalisten
Onder alle omstandigheden geldt vrijheid van meningsuiting, aldus artikel 6 van de Mexicaanse grondwet. Er wordt zelfs uitdrukkelijk gesteld dat dit recht niet ingeperkt kan worden. Toch meldt Edison Lanza, speciaal rapporteur van de Interamerikaanse Mensenrechtencommissie, dat in dit land de meeste moorden op journalisten en publicisten gepleegd worden. Of deze nu voor de traditionele media schrijven of voor sociale netwerken, ze lopen grote risico’s bij het uitoefenen van hun vak. Alleen al in 2014 werden acht publicisten vermoord.
Mexico is geen dictatuur. Waarom dan zo veel geweld tegen mensen die alleen bewapend zijn met een pen of fototoestel? Reporters Sans Frontières (RSF) plaatste het land in 2015 pas op de 148e plek van een lijst van 180 landen qua vrijheid van meningsuiting. Het gevaar komt vooral van de niets en niemand ontziende narcos (drugsbendes) die grote delen van de Mexicaanse samenleving in hun greep houden. Niet minder dan 88 journalisten werden door hen vermoord tussen 2000 en 2013, vaak met medeweten of medewerking van corrupte overheidsfunctionarissen. 18 andere journalisten verdwenen tijdens dezelfde periode. Ook onder burgers die via het internet incognito rapporteren (netizens) over de misdaden van de narcos en corrupte ambtenaren vallen slachtoffers. Alleen al in de noordoostelijke staat Tamaulipas werden in 2011 vier netizens vermoord nadat ze hadden geschreven over activiteiten van drugshandelaren.
War on drugs
Er zijn twee belangrijke samenhangende oorzaken aan te wijzen voor het aanhoudende drugsgeweld. In de eerste plaats startte de vorige president Felipe Calderón Hinojosa (2006 – 2012) zijn oorlog tegen de drugshandel. Deze oorlog werd niet alleen gevoerd tegen goed georganiseerde en zwaar bewapende bendes, maar ook door veelal slecht getrainde en matig bewapende soldaten. Omdat ze niet tegen de narcos op konden, verkozen veel van deze militairen samen te werken met hun tegenstanders. Bovendien betaalden de narcos hen beter dan de regering. Aan het eind van de regering-Calderón waren volgens officiële cijfers zeker 60.000 doden gevallen bij wat in feite een burgeroorlog was. Andere schattingen liepen op tot 120.000 doden gedurende deze zes jaar – nog afgezien van de 27.000 vermisten. Onder Calderóns opvolger Enrique Peña Nieto worden geen cijfers meer gepubliceerd over de war on drugs, maar het doden is sindsdien niet gestopt.
Ten tweede is er in de drugshandel enorm veel geld te verdienen terwijl de legale economie stagneert: volgens de United Nations Organization on Drugs and Crime (UNODC) was de waarde van de Mexicaanse drugshandel naar de VS in 2010 al 6 miljard dollar. Volgens Stephan Morris in zijn “Drugs, Violence, and Life in Mexico” (2013) maken drugskartels zelfs minstens 25 miljard dollar winst per jaar. Inmiddels werken er niet minder dan 450.000 mensen voor zeker zeven verschillende kartels in deze sector waar 3,2 miljoen Mexicanen direct of indirect economisch afhankelijk van zijn. Steeds meer mensen willen dus een graantje meepikken, wat samen met corruptie en zwakke overheidsstructuren, leidt tot geweld tussen bendes en tegen de opsporingsdiensten. Ondertussen wordt de burgerbevolking niet of nauwelijks beschermd tegen intimidatie, afpersing en moord.
Niet alleen is het aantal doden vreselijk, de manier waarop veel mensen afgeslacht worden is nog afschuwwekkender. Google op ‘lugubere vondst Mexico’ en je vindt onder andere het volgende: “Een lugubere vondst in het Mexicaans dorpje Teloloapan. Op een straat midden in het dorp lagen tien mensenhoofden. Het gaat om hoofden van drie vrouwen en zeven mannen tussen 20 en 35 jaar, zegt een woordvoerder van de politie. Ze lagen in de buurt van een slachthuis. Van de lichamen ontbrak elk spoor. Volgens de politie van Teloloapan is bij de hoofden een boodschap gevonden waarin het Familia Michoacana (FM)-drugskartel wordt bedreigd. ‘Dit gaat er gebeuren met alle voorstanders van de FM’, stond er” (maart 2012). Of: “De Mexicaanse politie heeft vlakbij een winkelcentrum in de badplaats Acapulco vijftien onthoofde lichamen gevonden. Dat meldde de topfunctionaris voor openbare veiligheid in de deelstaat Guerrero, waarvan Acapulco deel uitmaakt. De slachtoffers zijn allemaal mannen tussen 25 en 30 jaar. In het land woedt een hevige strijd tussen de autoriteiten en drugsbendes. Ook onderling vechten de kartels, onder meer om controle over smokkelroutes voor drugs naar de Verenigde Staten” (januari 2011). En dit zijn nog twee van de minder wrede verhalen.
‘Wat moeten we publiceren of niet?’
In zulke omstandigheden is het niet verwonderlijk dat de journalisten van de Noord-Mexicaanse krant El Diario de Juárez in september 2010 zich in een redactioneel commentaar tot de narcos richtten. Aanleiding daarvoor was, volgens de Volkskrant van 21 september 2010, een aanslag op twee medewerkers waarbij fotograaf Luis Carlos Santiago om het leven kwam en een stagiair zwaargewond raakte. En dat terwijl ze bij El Diario de Juárez nog altijd rouwden om hun in 2008 vermoorde verslaggever José Armando Rodríguez. “Het is voor ons onmogelijk ons beroep uit te oefenen onder de huidige omstandigheden”, schreef de redactie: “We vragen u daarom uit te leggen wat u van ons wilt, wat we moeten proberen te publiceren of niet, zodat we weten wat we kunnen verwachten”.
Het was dezelfde anonieme signatuur die El Diario de Juárez al langer gebruikte om de eigen journalisten enigszins te kunnen beschermen tegen represailles naar aanleiding van hun onderzoeken en publicaties over misdaad en corruptie. Op veel meer bescherming hoefden ze immers niet te rekenen. En heus niet omdat het vrijwel onbegonnen werk is in deze noordelijke grensstad, die te boek staat als ‘de gevaarlijkste stad ter wereld’. Want ook elders in Mexico hebben doodsbange journalisten en krantenredacties – zij het meer stilletjes – al langer besloten aan zelfcensuur te doen bij berichtgeving over drugskartels of corrupte politieagenten en politici, aldus de Volkskrant. Vanzelfsprekend gaat dat ten koste van de vrijheid van meningsuiting en belemmert het ook de vrije nieuwsgaring.
Imago van weldoener
Toch blijft het bizar dat beroepsmisdadigers het zo belangrijk vinden om niet met naam en toenaam in de media genoemd te worden. Hun carrière is, naast illegale activiteiten, vaak op moord en doodslag gebaseerd en iedereen weet dat. Desondanks willen ze blijkbaar voor de buitenwereld een imago ophouden van weldoener of geslaagd zakenman. Als journalisten door hun glitterverhalen heen prikken, slaan alle stoppen door. Misschien niet onmiddellijk bij henzelf, maar wel bij de gewetenloze arme sloebers die als huurmoordenaars fungeren. De vele schakels tussen opdrachtgever en uitvoerder verklaren misschien ook de wreedheid waarmee bendeleden elkaar onderling afmaken. Ondertussen laten de grote jongens ermee zien dat ze iedereen kunnen en durven te intimideren en imponeren en niet voor elkaar onderdoen. Maar in het openbaar willen ze geen narco genoemd worden.
Toch komt het gevaar niet alleen van gewelddadige misdadigers, maar ook van de staat. Onderzoeksjournaliste Lydia Cacho Ribeiro kan er over meepraten. In 2005 publiceerde ze het boek Los Demonios del Edén (de Duivels van Eden), waarin ze gewag maakte van een wijdverspreid kinderporno en -prostitutienetwerk in haar deelstaat Quintana Roo. Ook enkele hooggeplaatste politici zouden deel uitmaken van dit netwerk. In december 2005 werd Lydia Cacho in Quintana Roo gearresteerd door agenten uit Puebla en naar die deelstaat, ruim 1.300 kilometer verderop, gebracht om berecht te worden wegens laster. Dit werd door velen gezien als een politieke poging om haar het zwijgen op te leggen, aangezien degene die zij in haar boek beschuldigde van het leiden van het netwerk uit Puebla kwam en een persoonlijke vriend was van de gouverneur van die staat. Er ontstond onmiddellijk een schandaal en ze werd binnen een dag op borgtocht vrijgelaten. In 2007 werd Cacho vrijgesproken van de beschuldiging van laster. De vraag of ze legaal naar Puebla gebracht was of dat ze illegaal door de politie van die staat ontvoerd werd, is echter nooit bevredigend beantwoord en de bedreigingen aan haar adres, inclusief aanslagen, hielden aan. Het gevaar werd zo groot dat de Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties haar adviseerde asiel aan te vragen in een ander land.
Mooie woorden
Het Committee to Protect Journalists, een in New York gevestigde onafhankelijke organisatie met vertegenwoordigers over de hele wereld, schrijft in een rapport dat alle geweld tegen de Mexicaanse media “het land heeft geschokt en het recht op de vrijheid van meningsuiting van de Mexicanen ondermijnt”. Volgens het Committee en andere organisaties vraagt de aanhoudende crisis om een sterk en duidelijk antwoord van de Mexicaanse overheid. In de praktijk blijft het echter vaak bij mooie woorden of ceremoniële benoemingen, het optuigen van onderzoekscommissies of zwaardere straffen. Maar als er vervolgens geen onderzoek plaats vindt, of zo’n commissie geen geld of middelen daarvoor krijgt, blijft de straffeloosheid bestaan. Een wrang voorbeeld van straffeloosheid speelde in dezelfde maand dat El Diario de Juárez richtlijnen vroeg aan de narcos (‘Wij kunnen gedachten opschrijven, niet lezen’): vier vermeende moordenaars werden vrijgelaten wegens gebrek aan bewijs. Kort daarvoor waren ze nog aan de media gepresenteerd en beschuldigd van de moord op 55 mensen.
De krant was zelf niet per se uit op zelfcensuur. Rocío Gallegos, één van de redacteuren, vertelde The Guardian dat hun redactioneel commentaar gericht was aan zowel de drugskartels als de overheid: “We staan er hier alleen voor. Er is geen rechtsstaat.” Het is niet bekend of er sindsdien een duidelijke reactie gekomen is van drugshandelaren of autoriteiten. De krant bestaat nog steeds en rapporteert ook nog over geweld en corruptie in de deelstaat Chihuahua. Duidelijke beschuldigingen aan het adres van de misdadigers ontbreken echter. Op 6 juli 2015 werd advocaat Rodolfo Martínez Pérez in Ciudad Juárez met meer dan tien kogels vermoord door twee inzittenden van een rode Ford Mustang. De krant ging verder niet op hun identiteit in. Wel beschreef de krant dat na de moord medewerkers van de gemeentelijke politie, de deelstaatspolitie, de federale politie, de recherche en de forensische dienst ter plaatse kwamen. Al deze diensten waren blijkbaar niet in staat iets anders te doen dan het levenloze lichaam van Martínez meenemen.