Cuba hervormt aarzelend, maar centralisme blijft
De betrekkingen tussen Cuba en de Verenigde Staten beginnen te ontdooien. In december 2014 kondigden de presidenten Raúl Castro en Obama herstel van de diplomatieke betrekkingen aan. De VS werken aan opheffing van het sinds 1961 bestaande embargo. 20 juli 2015 treden over en weer ambassadeurs aan. Allemaal ‘historische stappen’, zo betogen Cuba-specialisten in de media. Maar wat betekenen ze voor gewone Cubanen? Ondanks voorzichtige economische hervormingen en de opening naar de wereld blijft “de dialoog van het regime met de Cubanen zelf” uit, oordeelt een Cubaanse dissidente.
Al eerder kwam er iets meer marktwerkingen in de economie en sinds januari 2013 kunnen Cubanen bijna onbeperkt hun familieleden in het buitenland bezoeken. De hervormingen – door de Cubaanse autoriteiten omschreven als ‘aanpassingen aan het socialistisch systeem’ – worden vooral ingegeven door politieke en economische factoren. Sinds de val van het communisme eind jaren tachtig en de stopzetting van de miljardensteun uit de Sovjet-Unie zijn de economische problemen sterk toegenomen. Er komt nog steeds gratis olie uit Venezuela, maar wat gebeurt er als daar in december Maduro’s partij de parlementsverkiezingen verliest?
Aardappels in postzakken
Door mismanagement bij de staatsbedrijven en verwaarlozing van de landbouw moet Cuba al jaren achtereen voor miljoenen dollars voedsel importeren. In 2014 voerde het land voor 2,2 miljard dollar aan voedsel in, onder meer uit de VS: door uitzonderingsbepalingen in het embargo kon Cuba daar granen, rijst, tarwe, soja, bonen, melkpoeder en kippen inkopen.
President Castro wilde deze dure importen vervangen door voedsel uit eigen land. Daarom gaf hij 180.000 kleine boeren land in bruikleen. Zij mochten een veel groter deel van de oogst dan voorheen op de vrije markt verkopen en de staat betaalde de boeren meer voor hun producten. Maar de productie van wortelgewassen, groenten uit de tuinen, aardappels, koffie en bananen blijft stagneren. Vaak is de distributie een probleem, zoals nu met aardappels. Cubanen vinden soms creatieve oplossingen om tekorten bij familie op het platteland te verhelpen. Daarom hangt sinds kort in een postkantoor in Havana een waarschuwing: ‘Verboden aardappels te verzenden in postzakken.’
Lijdensweg
Raúl Castro besloot een aantal staatsbedrijven te sluiten waardoor in twee jaar ruim een half miljoen Cubanen hun baan bij de overheid verloren. Om die werkloosheid op te vangen, kwam er ruimte voor particuliere initiatieven. Cubanen kunnen een eigen zaak beginnen in 201 beroepen, inclusief het lezen van de Tarot. Voor velen bleek dit een uitkomst. Na enige tijd konden deze particuliere ondernemers of cuentapropistas zich niet alleen handhaven, maar behaalden ze vaak betere resultaten dan de staatsbedrijven. Veel verkopers van kleding, schoenen en andere artikelen boden goedkopere én betere producten aan dan de staatswinkels.
Bij gebrek aan een interne groothandel kwamen veel producten uit het buitenland, vaak toegestuurd door in de VS, Venezuela en Ecuador wonende Cubanen. Enkele kleine ondernemers boden artikelen aan die men zelfs in de speciale valutawinkels niet vond. In de particuliere restaurants of paladaressen gebeurde iets soortgelijks. Hun eigenaren ontvingen uit het buitenland producten die ze niet in eigen land konden kopen, op de binnenlandse markt verboden of onbetaalbaar waren. Hierdoor, en door grote eigen inspanningen, steeg de kwaliteit van het eten en de dienstverlening in de privérestaurants ten koste van het aanbod in de staatsrestaurants.
In 2012 maakte de overheid een einde aan deze in haar ogen ongewenste situatie. Nieuwe ondernemers werden geconfronteerd met verhoogde douanetarieven voor in te voeren kleding en hogere hygiënische en sanitaire eisen, die blijkbaar niet gelden in de smerige staatsondernemingen. Nieuwe ondernemers kregen ook te maken met hoge belastingtarieven en corruptie van inspecteurs en andere functionarissen. Het is voor kleine ondernemers een lijdensweg om aan basisproducten te komen. Een pizzaverkoper die geen bloem en kaas kan krijgen in het illegale circuit, betaalt op de legale markt het driedubbele.
Grilligheden
Het lijkt erop dat het zelfstandig ondernemerschap voor de staatsinstellingen een stap te ver was. Wil de Castro-regering wel een succesvol en zelfstandig midden- en klein bedrijf ontwikkelen? Dat is uit nood geaccepteerd, maar formeel nog steeds onwettig. Artikel 21 van de Grondwet stelt dat “het eigendom van middelen en instrumenten voor persoonlijk gebruik niet ingezet mag worden om inkomsten via werkzaamheden van anderen te verwerven.” Sinds 2012 groeide het aantal zelfstandige ondernemers tot bijna een half miljoen, maar ze blijven afhankelijk van de beslissingen en grilligheden van de staat. De regels van het spel zijn nog steeds gebaseerd op de centralistische communistische planning. Sommige cuentapropistas moeten bij een jaarinkomen van meer dan 2000 dollar meer dan 50 procent belasting betalen. In andere Latijns-Amerikaanse landen is dat gemiddeld 27 procent.
Edwin Timmer liet recent in Elsevier de kritische econome Miriam Leiva uit Havana aan het woord. Zij betwijfelt of het VS-embargo de hoofdoorzaak is van Cuba’s problemen, zoals de machthebbers met een verwijzing naar het Imperio del Mal (Het Rijk van het Kwaad, aanduiding voor de VS in staatsmedia) altijd stelden. Leiva: “Misschien hadden we goedkoper kunnen inkopen bij onze noorderbuur. Maar ons echte probleem is natuurlijk de staatsgeleide economie. De inefficiëntie. De fout na fout die ministeries opstapelen. Dan zijn er ineens weer geen grondstoffen om zoiets basaals als zeep of shampoo te produceren. En de tegenwerking tegen de stapjes richting marktwerking, omdat ambtenaren hun macht en hun auto met chauffeur niet willen verliezen.”
Buitenlandse investeerders welkom
Kleine ondernemers voelen zich gemangeld tussen de eigen aspiraties en de eisen van de overheid. Met enige afgunst wijzen ze naar het royale welkom dat buitenlandse investeerders ten deel valt. De nieuwe wet op buitenlandse investeringen maakt het aantrekken van buitenlands kapitaal zo goed als vrij. Investeerders kunnen rekenen op acht jaar belastingvrijstelling, deelname tot 100 procent buitenlands kapitaal en de zekerheid dat hun bedrijven niet meer door de Cubaanse staat onteigend kunnen worden. De Cubaanse econoom Omar Everleny, verbonden aan een onderzoeksinstituut in Havana, dringt dan ook aan op gelijkwaardige faciliteiten voor Cubaanse en internationale bedrijven. “We moeten vaart maken, ophouden met geheimzinnigheid en niet alleen kijken naar grote economische projecten.”
Meer ongelijkheid
Critici van het hervormingsbeleid wijzen op de groeiende ongelijkheid in de samenleving. Grote delen van de bevolking profiteren niet van de liberalisering. Ze hebben steeds meer geld nodig voor hun basisvoorzieningen, terwijl hun maandloon rond de 20 dollar blijft schommelen. De libreta of rantsoeneringkaart is al lange tijd niet toereikend om rond te komen en producten als rijst, tandpasta, scheerzeep of olie zijn op de vrije markten duur. Ondanks de mantra van de ‘gratis gezondheidszorg’ weten Cubanen maar al te goed dat je sneller en beter wordt behandeld als je ‘bijbetaalt’. Als de volksapotheek geen medicijn tegen diarree meer heeft, betaalt de Cubaan 6 dollar bij de Farmacia Internacional.
Economen die dicht bij de overheid staan en aandringen op snellere economische hervormingen, zoals Julio Carranza, lijken tijdelijk grotere inkomensverschillen te accepteren als onderdeel van het nieuwe economische model zonder dat dit leidt tot uitsluiting en marginalisering. Onderwijs, medische zorg en sociale zekerheid zouden niet geprivatiseerd mogen worden, zegt Carranza. Hij bepleit een open debat over de mate waarin de Cubaanse samenleving bereid is maatschappelijke ongelijkheid te accepteren. Dissidente Rosa Maria Payá wijst ook op de noodzaak van een publiek debat en constateert dat de Cubaanse regering zich wel “dertig maal kan openen naar de wereld maar dat de dialoog van het regime met de Cubanen zelf” uit blijft.
Raúl Castro geeft geen blijk een eerste stap te willen zetten naar zo’n dialoog, een politieke opening en respect voor oppositie. Nog elke weekend worden tientallen vrouwen van de mensenrechtengroepering ‘Damas de Blanco’ gearresteerd omdat zij pleiten voor alomvattende mensenrechten in Cuba. De autoriteiten zijn bang om de controle te verliezen. Dat is niet verwonderlijk want 70 procent van de economie is in handen van militairen en (ex-) medewerkers van het ministerie van Binnenlandse Zaken. Die zullen hun economische macht niet zonder meer opgeven. Dat bleek toen deze week bekend werd dat in april 2016 het zevende congres van de Cubaanse Communistische Partij (PCC) wordt gehouden. Partijkrant Granma formuleerde in het bekende, sterk verouderde partijjargon het doel van dit congres. Dat is weinig belovend, namelijk “de weg verfijnen om voort te gaan met de perfectionering van ons economische en sociale model”.
De auteur is hoofdredacteur van de Cubawebsite: https://informatiecuba.wordpress.com