Eva van Roekel onderzocht verwerking misdaden dictatuur in Argentinië
Hoe verwerken slachtoffers én daders de misdrijven van de Argentijnse dictatuur, nu de daders massaal terecht staan en worden veroordeeld? Terwijl slachtoffers juist veel praten, heerst bij de militairen een cultuur van zwijgen. De processen hadden moeten leiden tot minder conflict en lijden, tot verzoening en minder ongemak. Dat blijkt echter niet het geval, concludeert antropologe en oud-redacteur van La Chispa Eva van Roekel in haar promotieonderzoek.
“Ik voelde me vreselijk ongemakkelijk en schuldig toen ik oud-dictator Videla in zijn cel bezocht. Ik begroette hem en ik kreeg onverwacht een kus van hem, zoals de gewoonte is daar. De hele verwerking van de misdaden van de dictatuur in Argentinië is doordrenkt van ongemak en schuldgevoel. Door mijn keuze om zowel met slachtoffers én daders te praten, had ik daar voortdurend mee te maken.” Antropologe Eva van Roekel (foto) promoveerde afgelopen voorjaar in Utrecht op het proefschrift Phenomenal Justice. State Violence, Emotion, and the Law in Argentina.
Argentinië is internationaal voortrekker bij het in eigen land berechten van de misdaden van een dictatuur. Afgelopen tien jaar zijn 669 mensen, voornamelijk militairen, veroordeeld voor misdrijven tijdens de laatste dictatuur (1976-1983). Tegen ongeveer 1500 mensen lopen nog processen. Naar deze zoektocht naar rechtvaardigheid en waarheid is al veel onderzoek gedaan. Wat is er nieuw aan het onderzoek, waarvoor Eva twintig maanden veldwerk verrichtte in Argentinië? “Ten eerste mijn benadering. Ik richtte mij niet op wat er precies is gebeurd en de juridische aspecten van de processen, maar met een fenomenologische benadering ontrafelde ik de verwerking ervan, de emoties en ervaringen. Ten tweede had ik daarvoor intensief contact met familieleden van vermisten/vermoorden en overlevenden van gevangenschap en marteling én met – deels veroordeelde – militairen en hun familieleden. Ik wilde onderzoeken hoe die groepen over de misdaden dachten en verklaren hoe dat samenhing met hun kijk op hun eigen geleefde ervaringen. Het gaat daarbij niet alleen om wat mensen zeggen, maar ook wat mensen doen. Bijvoorbeeld wat mensen met hun lichaam uitdrukken als ze elkaar tegenkomen in de rechtszaal. Zo begon ik te begrijpen hoe en waarom ze zo verschillend aankijken tegen rechtvaardigheid, geweld en lijden.”
Morele blindheid
Wat was het meest verrassend bij je onderzoek? “De worsteling met het morele kader. Je gaat er vanuit Nederland naar toe met een helder idee van wat goed en fout is, met een sterke affiniteit met de slachtoffers. Maar soms had ik helemaal geen affiniteit met bepaalde mensenrechtenactivisten, én wel met sommige officieren en hun familieleden. Uiteindelijk was die empathie minder, maar omdat ik die voor militairen bij voorbaat niet had, verraste het me dat ik ook hun positie, verhalen en interpretaties soms kon begrijpen. Dat vond ik ook eng, had ik last van morele blindheid? Maar uiteindelijk heb ik wel een evenwichtiger beeld gekregen van wat geweld doet met mensen en samenlevingen.”
Hoe kwam je in contact met de slachtoffers? “Via een contact in Venezuela ging het daarna via het sneeuwbaleffect. Bovendien ging ik vaak naar rechtszittingen, waar ik veel familieleden en slachtoffers tegenkwam. Ik heb het meeste gesproken en opgetrokken met mensen uit Buenos Aires en Córdoba, uit de middenklassen.”
En de militairen? “Via een contact uit Nederland kwam ik aan het begin van mijn onderzoek bij een militair thuis, die zelf niet berecht werd, maar wel actief was in de beweging van militairen tegen de processen. Hij ging bellen: ‘Ik heb hier een Nederlandse antropologe, die met militairen over hun ervaringen wil praten.’ Zo kwam ik bij een ex-majoor, die me hielp om gevangen militairen te bezoeken. In de militaire gevangenis liepen ze in een soort paviljoen rond, ik kon daar met iedereen praten, ze hadden alle tijd van de wereld. In de rechtbank in Buenos Aires was het veel moeilijker om contact met hen te leggen, daar hoorde ik zichtbaar bij de andere partij. Daarom besloot ik in de rechtbank van Córdoba aan de kant van de daders en hun familieleden te gaan zitten. Dat leverde wel contacten op.”
‘Vieze hippies’
Wat vonden die twee groepen ervan dat je ook met tegenpartij sprak? “Ze wisten het allemaal, ik ben daar altijd transparant over geweest. De meeste slachtoffers vonden het prima, maar wilden er niet te veel over horen. Maar tegen eind van mijn veldwerk zeiden sommigen: ‘Je moet nu wel zeggen: ‘Ik sta aan jullie kant.’ Maar ik kon dat toen niet meer. Misschien zou ik het nu wel weer kunnen, maar ik zat er zo diep in, ik probeerde zo beide kanten te begrijpen, dat ik dacht: ‘Dan zou ik liegen, ik wil wel eerlijk zijn.’” Die opstelling was voor een aantal slachtoffers heel moeilijk. Bij de jongere generatie lag dat wat anders, die was erg geïnteresseerd in mijn onderzoek onder militairen. De militairen daarentegen snapten heel goed dat ik met slachtoffers praatte. Ze zeiden wel: ‘Je komt uit Nederland, je bent vast helemaal geïndoctrineerd over mensenrechten.’ Sommigen vonden die vermisten maar ‘vieze hippies’ en wilden graag hun kant van het verhaal vertellen. Naar de militairen ging ik altijd met keurig gekamde haren. Als ik daarna naar een protestmars van de mensenrechtenbeweging ging, haalde ik eerst m’n haren weer los: Nou kan ik weer meelopen.”
Raakte je nooit in de knoop tussen de twee partijen? “Ja, ik ging met allebei mee naar bijeenkomsten, presentaties en straatmanifestaties en ik kwam bij ze thuis. Soms stond ik publiekelijk tussen familieleden van militairen die tegen de processen protesteerden, bijvoorbeeld bij hun jaarlijkse grote herinneringsmanifestatie. Daar waren camera’s, ook van de televisie. Toen dacht ik: ‘Oh, dan zien mensen mij tussen die lui staan.’ Later vond ik dat minder vervelend en dan dacht ik: laat maar gaan. Een kleinzoon van een militair vroeg wel een keer of ik bij het gerechtshof pamfletten wilde uitdelen tegen de rechtszaken. Dat ging me echt te ver.”
Psychoanalyse
Hoe verwerken de slachtoffers hun verlies en verdriet? “Sommige vrouwen en mannen komen erg veel bij elkaar. Voor mij was vooral verrassend hoe sterk ze hun ervaringen en emoties psychoanalytisch duiden. Psychoanalyse is in Argentinië sterk doorgedrongen, ook buiten de stedelijke middenklassen. Media, politici en rechters praten ook vaak in psychoanalytische termen. Veel slachtoffers zijn continue bezig met een permanente zoektocht en proberen hun eigen ervaringen te begrijpen als onderdeel van een groter geheel. Ze vinden het noodzakelijk om over je emoties te blijven praten. Praten is goed, zwijgen is slecht. Dat heeft te maken met vergetelheid en onverschilligheid, dat is volgens hen moreel niet goed. Ze hebben dus trauma’s opgelopen, maar dat is niet iets wat onuitsprekelijk is, en het is ook geen individuele, maar juist een collectieve ervaring. Je moet er gezamenlijk over praten, ook al zal het trauma erdoor niet opgelost worden. Dit continue delen van verlies en verdriet vormt een belangrijk deel van hun leven. In zekere zin is trauma zelfs een soort thuis; een plek waar je je veilig kan voelen. Een zus van een vermiste zei bijvoorbeeld: ‘Mijn vrienden, familie, mijn werk, mijn hele sociale leven draait hier allemaal om.’ Je kunt er in je werk – bij een non-gouvermentele organisatie, overheidsinstantie, als advocaat of therapeut – steeds mee bezig zijn en in je vrije tijd presentaties, films, tentoonstellingen, herdenkingen en rechtszittingen bezoeken. In zulke groepen heersen sterke impliciete regels hoe je je als ‘goed slachtoffer’ hoort te gedragen.”
De kikker doorslikken
Dat psychoanalytische denken en verwoorden van ervaringen en verdriet trof Eva minder aan bij de militairen. “Daar heerst meer een cultuur van zwijgen en stilte, met daarbij soms privé confessies. Juist omdat ik zelf steeds meer onderdeel werd van een sociale wereld van praten en gevoelens delen, was de militaire wereld van zwijgen voor mij zo apart. Natuurlijk heeft dat zwijgen in de context van lopende processen ook een strategische kant. Maar het ging om meer dan hun hachje redden. Het zwijgen komt voort uit hun leefwereld en wereldbeeld. Deze militairen voelen zich nu het uitschot, miskend en door hun eigen instituties weggeduwd als het zwarte schaap van het schaamtevolle verleden. Ze vinden die rechtszaken politiek en een soort wraak, maar kunnen er weinig aan doen. Ze moeten er mee leven en tragar el sapo: de kikker doorslikken, zoals ze dat zelf uitdrukken.”
De militaire hiërarchie met gehoorzaamheid aan meerderen plaatste hun handelen in een moreel kader. Daarom kunnen ze moeilijk spijt en berouw tonen. “Ik heb geprobeerd beruchte uitspraken als: ‘Ik kan geen spijt hebben voor daden die ik heb gedaan als militair, want ik volgde de orders op’ te duiden vanuit het perspectief van de dader. Sommige militairen wilden wel erkennen dat er dingen fout waren gegaan, maar vanuit hun moreel kader. Getraind om te doden, veroordeelden militairen geweld op hun eigen manier. Een publiekelijke executie en martelingen om informatie te verkrijgen waren ok, maar doodsvluchten, illegaal kinderen adopteren, verkrachting, extreme vormen van martelen en diefstal niet. “Dat laatste zouden wij minder erg vinden in zo’n rijtje, maar voor militairen is diefstal een doodzonde.” Maar niemand zei: ‘Ik heb het gedaan’. In de morele wereld van de militairen zijn ‘wij’ en ‘’ik’ sterk verbonden, dus erkenning van fouten van ‘wij’ is impliciet ook fouten erkennen van ‘ik’. Dat maakte het moeilijk hun gevoelens van ongemak als spijt en berouw te duiden. Het was eerder militaire schaamte voor het instituut en het individu.”
Humor
Hoe kwam je op idee om een heel hoofdstuk, ‘Ongemakkelijk lachen’, over humor te schrijven, dat je zelden ziet bij studies over dit onderwerp? “Ik kwam het gewoon telkens tegen. De kracht van de antropologie is juist om ambiguïteiten en inconsistenties te laten zien, en dat kon heel goed door humor. Er zijn sociale regels van hoe je moet leven, maar de dagelijkse werkelijkheid wijkt daarvan af, en daarover maken we dan vaak grappen. In dit hoofdstuk kon ik veel kwijt wat politiek incorrect en immoreel is. Naar mijn idee kun je alleen over moraliteit praten, als je het ook hebt over immoraliteit. Met humor kwam alles bij elkaar. Bijna iedereen gebruikt weleens humor om ongemakkelijke situaties dragelijk te maken. Toen ik Videla in zijn cel bezocht en weer vertrok zei ik met een lach: ‘Ik ga weer een tijd naar Nederland. Dan zie ik u waarschijnlijk over een half jaar hier weer.’ Videla glimlachte en grapte terug: “Dan ben ik hier niet meer! Dan zit ik weer lekker thuis met huisarrest!’ Toen ik na een bezoek aan militairen bij een bevriende overlevende thuis aankwam, zei ze lachend: ‘Je hebt toch wel eerst gedoucht, hè?’ Zo konden we allebei het ongemak weer even aan.”
Geen formule
In je conclusie betwijfel je of het eigenlijk wel gaat over transitional justice als je naar de huidige rechtszaken kijkt in Argentinië. Waarom? “Het idee van transitional justice is dat, als bij een overgang van dictatuur naar democratie er rechtvaardige processen worden gevoerd en er herinneringspraktijken worden georganiseerd over de misdaden van de dictatuur, iedereen daarna weer verder kan. Dan kunnen voormalige tegenstanders zich verzoenen en het gewelddadig conflict achter zich laten. Dan zou er pas een goede basis zijn gelegd voor de democratie. Daarom denken mensen vaak: ‘Wat goed, een waarheidscommissie, wat goed, een rechtszaak!’ In de westerse cultuur wordt een hoge waarde toegekend aan ‘waarheid’, ‘rechtvaardigheid’ en herinnering over een gewelddadig verleden. Antropologen van mijn generatie in Argentinië staan er meer open voor om dat soort dogma’s te doorbreken, maar die van de vorige generatie niet. Dat snap ik wel: het is hun eigen geschiedenis, ze hebben zelf mensen verloren en waren zelf onderdeel van de strijd. Omgaan met collectief geweld is voor samenlevingen een enorme worsteling, op collectief-, staats- en persoonlijk niveau. Er is geen formule hoe je dat het beste kunt doen.”
“Mijn conclusie is dat de rechtszaken in Argentinië – en veel andere landen – voor de betrokkenen niet het einde zijn van het verhaal, geen einde maken aan conflict en lijden. Voor de (familieleden van de) slachtoffers eindigt het niet als daders zijn gestraft. Ze blijven er mee bezig, zullen hun ervaringen en trauma’s aan hun kinderen doorgeven. En terwijl slachtoffers de processen als rechtvaardigheid zien, ervaren militairen ze als wraak. Maar wraak is – anders dan in de Arabische wereld – in de westerse wereld geen morele, goede emotie, rechtvaardigheid is dat wel. Dit betekent echter niet dat een rechtszaak het einde is van de zoektocht naar rechtvaardigheid door slachtoffers in Argentinië.”
Mensenrechtenactivisten en slachtoffers vreesden dat de eind 2015 gekozen rechtse president Macri de processen tegen militairen zou stoppen. “Dat is nog niet gebeurd en op grond van gesprekken afgelopen mei in Buenos Aires denk ik dat Macri dat ook niet gaat doen. Die oude mannen, van wie er steeds meer overlijden, zijn niet belangrijk meer. Er is momenteel onvoldoende belang om voor die militairen in de bres te springen De militairen zelf streven ook niet meer naar een amnestie, maar hopen hun oude dag thuis door te brengen. Gevangenisstraf kan worden omgezet in huisarrest voor mensen boven de 70 jaar met fysieke en mentale problemen. Daarover voeren militairen individueel civiele processen.”
Eva van Roekel, Phenomenal Justice. State Violence, Emotion and the Law in Argentina. Proefschrift Universiteit Utrecht, 2016, 239 pag. Het proefschrift zal nog verschijnen bij een buitenlandse academische uitgeverij.