Ik kom uit het noorden van Mexico, een van de zwaarst getroffen regio’s in de wereldwijde oorlog tegen de drugshandel. De periode tussen 2008 en 2012 was bijzonder gewelddadig voor mijn geboorteplaats – die ik niet zal noemen vanwege veiligheidsredenen. Schietpartijen tussen drugskartels en het leger kwamen veelvuldig voor, op elk tijdstip van de dag en overal in de stad. Zelf heb ik een zo’n schietpartij meegemaakt, aan de overkant van de straat van de universiteit waar ik les gaf.
Vrienden en familieleden hadden vergelijkbare ervaringen. Soms waren ze getuige van schietpartijen als ze in hun auto zaten, soms ze thuis waren. Behalve dat het geweld toenam, begon het Zetas kartel lokale bedrijven af te persen. Als de eigenaars hen niet betaalden, zou het kartel hun bedrijf verwoesten of een familielid ontvoeren. Het gevolg was dat veel bedrijven hun deuren moesten sluiten. Ook via sociale media droegen de kartels bij aan de angst. “Ga de deur niet uit vanavond” kon je bijvoorbeeld op Twitter lezen, “want er komt een schietpartij”. En soms was dat ook zo.
Heel Mexico is in de greep van de angst ten gevolge van de oorlog tegen de drugskartels die begon in 2006 onder president Felipe Calderón. Het overheidsgeweld heeft geleid tot de verwoesting van de natie.
Logica blootleggen
Ik wilde niet in een land blijven waar ik me zo kwetsbaar voelde, en dus besloot ik mijn studie voort te zetten in Engeland. Daar verwerkte ik mijn frustratie over Mexico’s oorlog tegen de drugskartels in mijn dissertatie over druggerelateerd geweld vanuit het standpunt van de misdadigers. Tussen oktober 2014 en januari 2015 interviewde ik 33 mannen die vroeger in de drugshandel werkzaam waren om te begrijpen of en zo ja, hoe eerdere ervaringen van belang waren om de stap te zetten die handel in te gaan. Van straathandelaren tot huurmoordenaars en lijfwachten, zo begreep ik, allen hadden vergelijkbare achtergronden.
Deze informatie uit de mond van de handelaren in illegale narcotica zelf, meestal ‘narcos’ genoemd in Mexico, bracht een nieuw gezichtspunt in bij politicologisch onderzoek naar de drugsoorlog, namelijk dat van de dader. De bestudering van hun verhalen geeft de mogelijke oorzaken aan van de betrokkenheid van deze mannen bij de drugshandel en legt de logica bloot waarmee ze de wereld zien.
Dit standpunt is vrijwel volledig genegeerd door onderzoekers en politici. Tot vandaag de dag baseert het Mexicaanse beleid om de drugshandel en daarmee samenhangende geweld terug te dringen zich uitsluitend op de logica van de beleidsmakers. Is het verwonderlijk dat dit geen resultaten opgeleverd heeft?
Monsters noch slachtoffers.
Mijn onderzoek gaat uit van de aanname dat de narcos deel uitmaken van de Mexicaanse maatschappij. Ze krijgen dezelfde boodschappen, waarden en tradities mee als alle andere inwoners. De Mexicaanse regering heeft dit standpunt echter systematisch genegeerd omdat ze de voorkeur gaf aan het gebruikte vijanddenken in de Verenigde Staten in het kader van de wereldwijde oorlogen tegen drugs en terreur. In die kaders wordt altijd gesproken over ‘wij’ tegen ‘zij’, ‘goed’ tegen ‘kwaad’.
In films worden narcos altijd afgedaan als bloeddorstige beesten. Meer mededogen komt uit de academische wereld, waar soms gesuggereerd wordt dat de drugshandel de “enige optie” is voor arme jongeren in die delen van het land waar de narcos het voor het zeggen hebben. Behalve dat beide standpunten simplistisch zijn, verhullen ze ook de nuances die de oorzaken van de Mexicaanse drugsoorlog kunnen verklaren.
De narcos met wie ik sprak, zien zichzelf niet als slachtoffers en evenmin als monsters. Ze verschuilen zich niet achter het argument dat ze de handel ingingen als overlevingsstrategie. Ze gaven toe dat ze bewust gekozen hadden voor deze illegale bedrijfstak – zelfs als ze met werk in de informele sector hun gezinnen hadden kunnen onderhouden – gewoon omdat ze ‘méér’ wilden.
Ondanks hun bewuste keuze gaven de mannen die ik interviewde toe dat ze zichzelf als ‘wegwerpmensen’ zagen. Ze deelden gevoelens van sociale uitsluiting en hadden geen doel in het leven, voelden dat ze niets waard waren. “Ik wist dat ik er alleen voorstond” vertelde een man, Rigoleto, me. “Als ik iets wilde, moest ik zelf zorgen dat ik het kreeg.”
Mijn onderzoek gaf ook aan dat de narcos zich net als de overheid bedienen van een ‘binair discours’, ze zagen zichzelf als ‘de ander’, die door ‘ons’ buiten de maatschappij gezet is. De voormalige drugshandelaren met wie ik sprak, zagen zichzelf ook als individualisten, zoals verwacht werd van mannen in het Noord-Amerikaanse neoliberale economische systeem dat sinds eind jaren tachtig bepalend werd in Mexico.
Deze houding leidt er toe dat Mexico’s narcos de staat of de maatschappij niet de schuld geven van hun armoede (daar is ieder tenslotte zelf verantwoordelijk voor), maar ze voelen zich evenmin schuldig over hun misdaden. Ze hadden de ‘pech’ om in armoede geboren te worden, zeiden ze me, en hun slachtoffers hadden de ‘pech’ om in de weg te staan.
Deze narco-logica is eenvoudig volgens Yuca, een van de mannen die ik sprak. We houden ons gewoon aan het “recht van de sterkste”. Of zoals Cristian zei: “Bij mij in de buurt kenden we regel: ‘wie droomt, gaat dood’. Dat was de wet. Je moest hard worden, gewelddadig, je moest voor jezelf opkomen want niemand anders doet dat.”
Wegwerpmensen
Dit is een van de gedeelde waarden die uit mijn interviews naar voren kwamen. Tezamen zal ik ze in mijn proefschrift benoemen als ‘het narco discours’. Het narco discours draait om armoede. De mannen met wie ik sprak gaan er van uit dat arme mensen geen toekomst hebben, en zodoende dus niets te verliezen.
“Ik wist dat ik in armoede op zou groeien”, zee een van de geïnterviewden me. “Ik vroeg God: waarom ik?” aldus deze Wilson. Volgens velen was armoede een gegeven. “Iemand moet arm zijn”, vond Lamberto. “Je kunt er niets aan doen”, voegde Tabo toe.
Het narco discours gaat er ook van uit dat arme kinderen onvermijdelijk betrokken zullen raken bij de handel in illegale narcotica en bij bendes. Men gaat er van uit dat ze daarbuiten toch geen toekomst hebben en dat ze bovendien wegwerpmensen zijn.“Als je in een arme buurt opgroeit dan weet je dat je uiteindelijk verslaafd zult raken”, vertelde Palomo. “Als je drugsverslaafd bent, dan zie je jezelf als afval. Wie geeft er nou iets om het leven van een arme drugsverslaafde?”
Onder deze groep mensen, zo begreep ik, is een vroege dood onafwendbaar. “Als je zo veel van je kameraden ziet sneuvelen in straatgevechten, door een overdosis of doodgeschoten door de politie, dan denk je dat dat ook jouw lot is”, vertelde Tigre me.
De keuze tussen doden of gedood worden is daarom niet noodzakelijkerwijs een nadeel voor de drugshandel. De jongeren die opgroeien om de narcoticahandel in te gaan geloven toch wel dat ze jong zullen sterven. “Ik ben er altijd van uit gegaan dat ik aan mijn eind zou komen door een overdosis of een kogel”, aldus Pancho.
Knappe vrouwen
Een van de manieren waarop arme jongeren met dit wereldbeeld denken van het leven te kunnen genieten, is door spullen te kopen – mooie spullen, luxe zaken, dingen die ze zich normaal niet kunnen veroorloven. De enige manier waarop ze dat kunnen doen, is door het ‘makkelijke geld’ dat de drugshandel hen oplevert.
Ze begrepen dat het geluk dat gemakkelijk geld hen oplevert, puur tijdelijk is. Desondanks was het de moeite waard want, in de woorden van Canastas, “in deze wereld ben je helemaal niemand zonder geld.” Iedereen ziet in dat de keerzijde van dit ‘gemakkelijke leven’ de dood is of de gevangenis.
“Het ene moment zit je in een mooi restaurant, omring door knappe vrouwen en belangrijke mensen” legt Ponciano uit. “En de volgende dag word je wakker in een kerker.” Daarom moet dat gemakkelijke leven ook ze snel zijn, zo hedonistisch – om snel het maximale uit het makkelijke geld te halen.
Jaime: “Mijn doel was om elke dag te leven alsof het mijn laatste zou zijn. Ik keek niet op een paar centen meer of minder als ik mezelf wilde vermaken. Ik kocht de beste trucks, de beste wijnen en had de knapste vrouwen.”
Vaders vermoorden
Volgens het narco discours, is lichamelijk geweld letterlijk noodzakelijk om te overleven in de arme wijken die mijn gesprekspartners ‘de jungle’ noemden. Dat geweld, zo leerde ik van Jorge, is aangeleerd. Mannen worden niet gewelddadig geboren, ze moeten gewelddadig worden. “Toen ik een kind was, werd ik geslagen door de oudere kinderen. Ze maakten misbruik van me omdat ik alleen was. Ik was niet agressief maar werd gedwongen om nog gewelddadiger te worden dan zij. Anders overleef je het niet op straat.”
In de ‘jungle’ moeten mannen bovendien de reputatie van ‘echte man’ hoog houden. Volgens hen betekent dat dat je agressief moet zijn, heteroseksueel en een actief vrouwenjager. Een echte man is “goed voor feest, drugs en alcohol”, verklaarde Dávila.
De echte man kan bovendien zijn angst nooit tonen – geen emoties, geen zwakheden. De beste manier om ze te verstoppen, vertelden de geïnterviewde narcos me, is door je kracht te benadrukken. Dat kan op verschillende manieren; binnen de eigen bende, door met rivaliserende bendes te vechten, thuis of binnen je familie. Een terugkerend thema in mijn gesprekken was de woede die de deelnemers voelden tegenover hun vaders, de meesten daarvan schuldig aan huiselijk geweld.
28 van de 33 geïnterviewden vertelden dat ze vroeger of later ontzettend veel zin hadden gehad hun vaders te vermoorden. Allen zeiden dat hun grootste frustratie was dat ze hun vaders hun moeders hadden zien mishandelen. Ze wilden wraak nemen, niet voor henzelf maar voor hun moeders.
De mannen repten van trauma’s ontstaan door het zien van geweld tegen vrouwen, niet alleen als we het hadden over hun jeugd, maar ook als we spraken over hun redenen om zich met illegale activiteiten in te laten zoals vandalisme, drugsgebruik, -handel en –smokkel. Voor enkele van hen was de wens om hun vaders te laten lijden, de belangrijkste overweging om zich met drugshandel in te laten.
“Als kind was mijn enige gedachte om mijn vader te vermoorden als ik groot zou zijn”, legde Rorro uit. “Ik wilde hem in kleine stukjes hakken.” Door narco te worden kreeg hij de macht precies dat te doen. Een ander, Ponciano, vertelde me dat hij aan zijn vader dacht als hij zijn slachtoffers aan het martelen was. “En ik liet ze zelfs nog meer lijden, zoals hij ons ook liet lijden.”
Niet iedereen die de kans had zijn vader te vermoorden, deed dat. Facundo, die wilde dat zijn vader zou lijden,was niet in staat hem te doden. Hij zei tegen zijn vader dat hij de stad moest verlaten. “Als ik je nog een keer zie, zal ik je vermoorden.”
Vergiftigde mannelijkheid
Armoede en een vergiftigde mannelijkheid. Dat zijn volgens mijn onderzoek de twee belangrijkste redenen voor mannen om zo veel geweld aan de dag te leggen. Niet alleen in Mexico maar in heel Latijns Amerika, ’s wereld gevaarlijkste regio.
Het dagelijks leven van deze narcos is vol gevaren, van huiselijk geweld tot gewapende rivaliteit met andere bendes. Als beleidsmakers zich richten op het ‘beëindigen van druggerelateerd geweld’, dan ontbreekt dit beeld vaak.
Zelfs als armoede meegenomen is als een van de grondoorzaken van andere sociale problemen in Mexico, zoals sommige onderzoekers gedaan hebben, dan is er nog steeds onvoldoende kennis beschikbaar over wat een leven in armoede feitelijk betekent voor de mensen die het betreft. Hoewel veel van de door mij geïnterviewden ervaringen met armoede met mij deelden, waren de ervaringen per regio en per buurt erg verschillend en had ieder zijn persoonlijk problemen en behoeften.
Om de achtergronden die kunnen leiden tot geweld te kunnen begrijpen, moet er beter geluisterd worden – ècht geluisterd – naar mannen zoals degenen die ik interviewde. En dat betekent ook dat er vragen gesteld moeten worden die verder gaan dan de ‘wij tegen jullie’-mentaliteit van presidenten, beleidsmakers en politiefunctionarissen. Om doelmatiger beleid op te zetten om het geweld te beteugelen, moet eerst de logica, de denkwereld van de daders in kaart gebracht worden.
Waar komt al het geweld vandaan? Wie rechtvaardigt het, en hoe? Hoe wordt geweld gereproduceerd binnen Mexicaanse families, hoe beïnvloedt het gemeenschappen? En als de overheid op dit geweld reageert met nog meer geweld – door militairen in te zetten om misdaad te bestrijden, zoals Mexico al twaalf jaar lang doet – wat voor boodschap wordt er dan afgegeven?
Zo lang overheden volharden in hun discours van ‘goede mensen’ tegen ‘slechte mannen’, zo toont mijn onderzoek aan, dan zal ‘hun’ onverschilligheid tegenover ‘ons’ alleen maar toenemen.
Oorspronkelijke tekst in het Spaans. Dit artikel is gebaseerd op de bewerkte Engelse vertaling en naar het Nederlands vertaald door Frank Bron