Interview met Isabel Lapoutre over de grote bijdrage van feministische organisaties bij de sociale uitbarsting in Chili
Wie ben je, waar kom je vandaan en waarom heb je voor deze studie gekozen?
Mijn naam is Isabel Lapoutre, ik ben 26 jaar en heb wortels in zowel Nederland als Chili. Hoewel ik in Nederland ben geboren, groeide ik op in Nicaragua, Ecuador, Tanzania en Nederland. Deze internationale achtergrond heeft mijn wereldbeeld van jongs af aan gevormd en verbreed.
Ik koos voor de master Conflict Studies and Human Rights aan de Universiteit Utrecht, vanuit een fascinatie met de overgang van sociale spanningen naar gewelddadige conflicten. Waarom zijn mensen bereid hun eigen veiligheid op te geven voor een ideologie? Wat maakt dat ze risico’s nemen die hen het leven kunnen kosten? Deze vragen begonnen uit academische nieuwsgierigheid, maar zijn ook uit persoonlijke motieven: mijn vader vluchtte als politiek dissident voor de dictatuur van Pinochet. Zijn verhalen brachten mij al op jonge leeftijd in aanraking met de schaduwzijden van politieke macht, repressie en verzet.
Persoonlijke en academische lijnen kwamen samen in mijn scriptieonderzoek naar de rol van feministische bewegingen tijdens de Estallido Social, de grootschalige protesten die in oktober 2019 in Chili uitbraken na een prijsverhoging van 30 pesos op het openbaar vervoer. Eerder onderzocht ik binnen mijn bachelor sociologie de opkomst van haat en ongelijkheid, en tijdens mijn stage bij het College voor de Rechten van de Mens in Utrecht verdiepte ik me in institutionele uitsluiting rondom de Nederlandse toeslagenaffaire. Voor mijn master wilde ik echter voorbij de grenzen van Nederland kijken en terug naar Chili.
Waar gaat je onderzoek over en waarom is dit een interessant thema?
Tijdens mijn veldwerk in Chili onderzocht ik hoe feministische bewegingen zich positioneerden tijdens de Estallido Social. Wat begon als een opstand tegen een specifieke maatregel, groeide al snel uit tot een bredere antikapitalistische en antineoliberale mobilisatie, waarin diepgewortelde sociale ongelijkheden centraal stonden.
Wat mij intrigeerde, was niet alleen de spontane woede en de massale straatprotesten, maar vooral de manier waarop feministische collectieven deze energie omzetten in een goed georganiseerde beweging. Deze feministische bewegingen, bestaande uit vrouwen van alle leeftijden, culturele en sociaaleconomische achtergronden rondom Santiago, waren bijzonder goed in het organiseren van zichzelf. Echter, de meeste literatuur over de Estallido richt zich op de beginfase: de explosieve woede, het politiegeweld en de mensenrechtenschendingen. Maar wat gebeurde er daarna? Hoe kon deze woede uiteindelijk uitmonden in een constitutioneel proces waarin feministische eisen een prominente rol kregen? Hoe wisten feministische groeperingen zich te organiseren te midden van de chaos van de rellen en het publieke narratief te beïnvloeden?
Deze vragen vormden de kern van mijn onderzoek: ik wilde begrijpen hoe feministische leiders zich tijdens de Estallido Social bewogen, zich organiseerden en hoe ze bewust of onbewust het geweld binnen de beweging legitimeerden of afkeurden.
Juist nu, in een periode waarin de Estallido Social in maart 2020 tot stilstand kwam door de COVID-pandemie, en de daaropvolgende sociale impasse rondom de grondwet, is reflectie op deze mobilisatie relevanter dan ooit. De mobilisatie van vrouwen en andere groepen zorgde voor het ontwerpen van de waarschijnlijk meest feministische en ecologische grondwet ter wereld, die echter in september 2022 met 62 tegen 38 procent van de kiezers werd verworpen. Het was wel vanzelfsprekend geworden dat vrouwen in een grondwetgevende vergadering de helft van de zetels moesten bezetten, want ook een parlement met een rechtse meerderheid koos daarvoor bij een nieuw, uitgesproken conservatief grondwetsvoorstel. Ook dat werd door de kiezers verworpen, in december 2023 met 56 tegen 44 procent. Daarnaast heeft Chili in 2023 als eerste Zuid-Amerikaanse land een feministisch buitenlandbeleid geïmplementeerd—een belangrijke stap die de blijvende invloed van feministisch activisme onderstreept. Dit beleid richt zich op drie pijlers:
- Het zichtbaar maken van Chili’s inzet voor vrouwenrechten in elk internationaal project.
- Actieve deelname aan de VN-kerngroep over vrouwenrechten.
- Stimuleren van vrouwelijke representatie in diplomatieke functies.
Deze stap onderstreept de blijvende invloed van feministisch activisme in Chili en toont aan hoe de strijd van de afgelopen jaren doorwerkt in het beleid van vandaag.
Door terug te blikken op de dynamiek van feministisch activisme door de vrouwen van de Estallido Social, kunnen we beter begrijpen hoe collectieve actie structurele veranderingen teweegbrengt, zelfs in turbulente tijden. De bewegingen die tijdens deze protesten opkwamen, laten zien hoe solidariteit, strategie en volharding kunnen leiden tot tastbare politieke en sociale transformaties.
Hoe heb je je onderzoek aangepakt?
Mijn onderzoek bestond uit drie fasen: een verkennende fase, een interviewfase en een theoretische terugkoppeling.
In de eerste fase onderzocht ik hoe de protesten zich ontwikkelden en welke sociale bewegingen actief waren. Om een volledig beeld te krijgen, sprak ik niet alleen met organisatoren en collectieven, maar ook met activisten die zich fysiek in de eerste lijn bevonden tijdens de protesten, zij die stenen en molotovcocktails gooiden naar de politie en direct in confrontatie kwamen met de ordediensten. Daarnaast bezocht ik lokale archieven, tentoonstellingen en musea en documenteerde ik verhalen van degenen die actief waren tijdens de Estallido Social. Al snel werd duidelijk dat de protesten uit meerdere fasen bestonden, elk met een eigen dynamiek en intensiteit. Toch bleef in de publieke opinie het beeld van ongeorganiseerde rellen overheersen. Dit intrigeerde me. Wie verzorgde gewonden? Wie riep op tot protest? Toen ik deze vragen stelde, kreeg ik verrassend vaak hetzelfde antwoord: de feministen.
Dit leidde me naar de tweede fase van mijn onderzoek, waarin ik me richtte op de leiders van verschillende feministische organisaties. Mijn centrale vragen betroffen hun omgang met geweld, het mobiliseren van burgers richting het demonstreren, onderlinge netwerken en de rol van feminisme in het publieke discours. Waarom namen zij het voortouw? Hoe zagen zij zelf de organisatie van de protesten? Om deze vragen te beantwoorden, interviewde ik vijf feministische leiders uit Santiago, het epicentrum van de protesten.
Via een sneeuwbalmethode, waarbij respondenten nieuwe deelnemers uit hun netwerk aandroegen, kwam ik in contact met belangrijke organisaties zoals C8M (Coordinadora Feminista 8 de Marzo), MUMS (LHBT+), feministische studentenbewegingen en wijkorganisaties. De uiteenlopende leeftijden van mijn respondenten boden waardevolle historische perspectieven: oudere feministen legden de nadruk op de relatie met de dictatuur, terwijl jongere activisten zich vooral richtten op actuele ongelijkheden.
In de derde fase koppelde ik mijn bevindingen terug aan bestaande literatuur over geweldslegitimatie, mobilisatie en conflicttransformatie. Wat vaak werd geportretteerd als chaotische opstanden, bleek in werkelijkheid op veel vlakken op een goed gestructureerde beweging. Doordat feministen de netwerken van hulpverlening beheerden, kregen ze niet alleen een centrale rol in de protesten, maar ook invloed op het publieke narratief.
Welke uitdagingen, dilemma’s en (on)mogelijkheden ben je tegengekomen?
Het grootste dilemma betrof het bespreken van geweld. Veel leiders aarzelden hierover openlijk te spreken, deels uit veiligheidsoverwegingen en deels vanwege de gevoeligheid om als leider een uitspraak te doen over het gebruik van geweld. Bovendien was er weinig gedocumenteerd; veel informatie werd mondeling overgedragen, wat het lastig maakte om uitspraken te verifiëren. Ik moest daarom zorgvuldig omgaan met mijn bronnen en de anonimiteit van mijn respondenten.
Een andere uitdaging was het opbouwen van vertrouwen. Hoewel mijn Chileense achtergrond en vloeiend Spaans hielpen, moest ik me als buitenstaander bewijzen als serieuze onderzoeker. Vooral in de eerste fase werd ik door mannelijke gesprekspartners regelmatig weggezet als een niet echte wetenschapper. Er werden mij vragen gesteld als: ja ik snap dat je mensenrechten studeert, maar ik neem je alleen serieus als je nu deze mensenrechtenverdragen kan opnoemen. Ze zetten vraagtekens bij mijn kennis en academische achtergrond. Dat veranderde in de tweede fase; de feministische leiders namen mij serieus en deelden openlijk hun ervaringen. Dit kwam naar mijn gevoel voornamelijk doordat de vrouwen mij meer als een gelijke zagen. Hierdoor namen zij mij serieuzer in mijn onderzoek naar feminisme, of misschien omdat dit onderwerp hen persoonlijker raakte.
Welke lessen heb je geleerd? Welke resultaten waren het meest verrassend?
De grootste verrassing was de mate van organisatie achter wat vaak als spontane opstanden wordt gezien. Feministische collectieven richtten medische brigades op, boden juridische ondersteuning en voerden strategische communicatie. Dankzij deze inzet hadden ze niet alleen invloed op het verloop van de protesten, maar ook op de inhoud van de hervormingen. Eén van mijn respondenten vatte het treffend samen: “Onze organisatie legt meer gewicht in de schaal dan de som van de leden.”
Niet alleen de georganiseerde structuur van de bewegingen was opmerkelijk, maar ook de complexe manier waarop ze omgingen met geweld. De leidsters namen hier zelf geen actieve houding in en vermeden publiekelijk expliciete uitspraken, omdat ze zich niet openlijk voor of tegen geweld konden uitspreken. Toch gaven sommigen aan dat ongeveer 80 procent van hun achterban geweld tegen de politie gerechtvaardigd vond, niet alleen uit woede, maar ook als reactie op historisch seksueel geweld tegen vrouwen. Dit geweld werd niet actief aangemoedigd, maar ook niet expliciet afgekeurd. Door erover te zwijgen werd het in zekere zin gedoogd.
Naast deze dynamiek binnen de bewegingen was ook de samenwerking tussen feministische en queer activisten een opvallend resultaat. In een politiek landschap dat vaak gekenmerkt wordt door versplintering, ontstond tijdens de Estallido Social een tijdelijk maar krachtig front tegen staatsgeweld en vóór een nieuw sociaal contract. De tijdelijkheid kwam voort uit de historische verschillen van de groepen, waar veel groepen verschillen in politieke kleur, het al dan niet toelaten van mannen in de protestbeweging en de reden van oprichting. Na de Estallido Social was er minder reden tot samenwerken, en vielen de samengestelde verbanden uiteen. Veel respondenten benadrukten dat dit een historisch moment van eenheid was, waarin verschillende groepen hun krachten bundelden voor een gezamenlijke strijd.
Deze ontwikkelingen hebben ook mijn eigen perspectief op activisme en feminisme veranderd. Aanvankelijk twijfelde ik aan de effectiviteit van bepaalde vormen van activisme, maar dit onderzoek liet me zien dat autoriteit niet vanzelfsprekend legitiem is en dat goed georganiseerde collectieve actie tot wezenlijke verandering kan leiden. Zo heeft Chili in 2023 als eerste Zuid-Amerikaanse land een feministisch buitenlandbeleid ingevoerd, een belangrijke stap richting positieve hervormingen voor vrouwenrechten.
Terugkijkend biedt de feministische beweging tijdens de Estallido Social een overtuigende casestudy van activisme en veerkracht. De moedige vrouwen die zich bij deze beweging aansloten, namen grote risico’s om systemische problemen in Chili aan te pakken, ondanks de dreiging van politiegeweld en repressie. Toch lieten ze zich niet ontmoedigen: dag na dag bleven ze protesteren, gedreven door hun inzet voor zaken als abortusrechten, gendergelijkheid en het bestrijden van seksueel geweld. Deze bewegingen tonen aan hoe daadkracht, solidariteit en scherpe analyses kunnen leiden tot structurele hervormingen, zelfs in de meest turbulente omstandigheden.