Hoe Chileense rechercheurs tijdens de Tweede Wereldoorlog joegen op de spionnen van Hitler
In de periode voor de Tweede Wereldoorlog ontstonden in Chili verschillende nationaalsocialistische bewegingen: de MNS en de Chileense afdeling van de Duitse NSDAP, die erg populair was onder Duitse immigranten in het zuiden van Chili. De inlichtingendienst van de nazi’s in Berlijn (Sicherheitsdienst) maakte gebruik van deze sympathisanten bij het opzetten van een spionagenetwerk dat actief was op het hele continent.
Al circa 120 jaar zijn in Chili aanhangers van de nationaalsocialistische ideologie te vinden. De arts Nicolás Palacios publiceerde in 1904 zijn boek Raza chilena. Daarin beargumenteerde hij dat Chilenen een dominant ras zijn omdat ze een mengsel vormen van twee superieure rassen: de Araucanen en de Gothen. Met Araucanen bedoelde Palacios de inheemse Mapuche, en met Gothen de Spanjaarden. Dergelijke theorieën waren in de tijd overigens heel normaal, vooral in Europa. Al in de negentiende eeuw waren figuren als de Italiaan Lombroso bezig theorieën over superieure en inferieure rassen te ontwikkelen. Palacios was ervan overtuigd dat een van de Chileense vaders des vaderlands, Pedro de Valdivia, eigenlijk afkomstig was uit Zweden, en dus een raszuivere Teutoon of Germaan was.
Na de Stille Oceaanoorlog (1879-1884), waarbij Chili de Boliviaanse kustregio Antofagasta en de Peruaanse kustregio Tarapacá veroverde (met de steden Arica, Iquique en Antofagasta) waren er, mede op basis van het boek van Palacios, een soort ‘herenclubs’ ontstaan, de Ligas Patrióticas (Patriottistische Liga’s), die streefden naar de ‘chilenisering’ van het hele grondgebied. Deze liga’s verspreidden vlugschriften en organiseerden massale aanvallen op huizen en winkels van Boliviaanse en Peruaanse staatsburgers die na de oorlog in de recent veroverde noordelijke regio’s waren blijven wonen. Bij dergelijke pogroms zijn tenminste 52 doden gevallen.
In Chili waren twee nationaalsocialistische stromingen te onderscheiden: de ene was oorspronkelijk Chileens en kreeg vorm in de Movimiento Nacional Socialista (MNS, letterlijk: ‘Nationaalsocialistische Beweging). Deze nationaalsocialisten noemden zich in het Spaans ‘nacis’ om zich te onderscheiden van de andere nationaalsocialistische stroming, die zijn wortels in Duitsland had: de ‘nazis’, de Chileense afdeling van de Duitse NSDAP. Er was maar weinig contact tussen deze twee groepen.
Met name de MNS heeft een belangrijke rol gespeeld in de Chileense geschiedenis rond de Tweede Wereldoorlog. Vanaf 1932 waren er, net als in Duitsland, opstootjes en straatgevechten tussen de knokploegen van de MNS, die volgens een militaire hiërarchie was georganiseerd, en linkse groeperingen, waarbij in Valparaíso, Santiago en Concepción circa 10 doden vielen.
De belangrijkste oprichter, leider en woordvoerder van de MNS was Jorge González von Marées. De partij kreeg in 1937 drie zetels in het parlement en sloot zich daarna aan bij een coalitie (Vanguardia Popular Socialista) die generaal Carlos Ibáñez del Campo steunde, een autoritaire politicus die van 1927 tot 1931 feitelijk dictator was geweest.
Echte fascisten
In september 1938 deed de MNS een poging om de regering van president Alessandri omver te werpen en generaal Ibáñez weer aan de macht te brengen. Gewapende jongeren van de MNS bezetten het hoofdkantoor van de Caja del Seguro Obrero (Sociale Verzekeringsbank) en het hoofdgebouw van de Universidad de Chile in Santiago. De coup mislukte en de circa 60 MNS-leden legden de wapens neer nadat ze de garantie hadden gekregen dat hun levens zouden worden gespaard. Maar kort daarna werden ze toch meedogenloos afgeslacht door de Carabineros, de politie. Ibáñez werd gearresteerd en Jorge Von Marées adviseerde de leden van de MNS nu, uit wraak tegen de regering Alessandri, op de linkse presidentskandidaat Pedro Aguirre Cerda te stemmen. Hun stemmen, enkele duizenden, gaven misschien de doorslag: in 1938 werd Cerda met een uiterst smalle marge van 50,45% van de stemmen president. Veel echte fascisten waren het echter niet eens met de koerswijziging van de MNS en richtten een nieuwe partij op.
De andere nationaalsocialistische partij was de Chileense afdeling van de Duitse NSDAP, de partij van Hitler. Deze was al opgericht in 1931, twee jaar voordat Hitler aan de macht kwam in Duitsland. De partij was erg populair onder Duitse migranten in Zuid-Chili en beschikte over ruime financiën. De NSDAP had een jeugdbeweging, een vrouwenafdeling en, net als de MNS, knokploegen. De leden moesten ‘Duits staatsburger van Arische afkomst’ zijn. Vrijwel geen enkel lid van de MNS voldeed aan dit criterium. Daardoor waren er nauwelijks banden tussen de Chileense NSDAP en de MNS. Leider van NSDAP in Chili was de Duitse handelsattaché Walter Boettger.
Duitse wereldrijk
Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog kondigde president Aguirre Cerda, die behoorde tot de gematigd-linkse Partido Radical, aan dat Chili neutraal zou blijven. Die positie was heel verklaarbaar: Duitsland en Italië hadden zich niet agressief opgesteld jegens Chili. Alleen Japan had verklaard dat Chili problemen zou zoeken als het de betrekkingen met Japan zou verbreken. Daarnaast moet de Chileense regering rekening hebben gehouden met de Chilenen van Duitse afkomst (circa 129.000 in 1940), die merendeels sympathiseerden met Hitler. Een ander deel van de Duitse minderheid verzette zich juist tegen het totalitarisme, getuige het Duitstalige weekblad Deutsche Blätter, dat van 1939 tot 1946 in Santiago werd uitgegeven en waarin werd geageerd tegen het regime in Berlijn.
De Chileense regering probeerde met haar neutraliteit ook de belangrijke economische betrekkingen met het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten te beschermen. Een oorlogsverklaring aan de Asmogendheden zou betekenen dat ook Chileense vrachtschepen het doelwit zouden worden van de Duitse onderzeeërs, die overal op de wereldzeeën vijandige koopvaardijschepen aanvielen.
In 1942 werd Juan Antonio Ríos, ook van de Partido Radical, tot president gekozen. Hij besloot de neutrale opstelling van Chili in het inmiddels wereldwijde conflict te handhaven. De neutraliteit was inmiddels wat ingewikkelder geworden omdat de VS na de Japanse aanval op Pearl Harbor in december 1941 gingen meedoen aan de oorlog. De VS begonnen Chili onder druk te zetten om partij te kiezen. Chili en Argentinië werden er door de VS van beschuldigd dat ze nazi-agenten op hun grondgebied tolereerden.
Dat was geen loze beschuldiging: de Duitse regering had twee redenen om te proberen een machtsbasis te vestigen in Chili. Ten eerste de aanwezigheid in Chili en andere Zuid-Amerikaanse landen van zogenaamde Kulturboden, plaatsen waar de Duitse cultuur dominant was: Duitse tradities werden er voortgezet, er werd Duits gesproken, er werden Duitse gerechten geserveerd, et cetera. Deze culturele exclaves moesten volgens het nationaalsocialistische gedachtengoed uiteindelijk worden ingelijfd in het Duitse wereldrijk.
Daarnaast had Nazi-Duitsland een strategische reden om voet aan de grond te krijgen in Chili: de zeeverbinding tussen Duitsland en zijn bondgenoot Japan. Toen een wereldwijd conflict dreigde, werd die verbinding heel belangrijk. De schepen die heen en weer voeren tussen de twee landen konden niet de kortere route via het Panamakanaal nemen, want dat kanaal was in handen van de VS. De route langs Vuurland, het Nauw van Magallanes, werd dus essentieel voor de zeeverbinding tussen Duitsland en Japan. De Duitse militaire inlichtingendienst, de Abwehr, probeerde daarom inlichtingen te verzamelen over alle scheepsbewegingen in het gebied.
Codenaam: Sargo
De Sicherheitsdienst, de geheime dienst van Nazi-Duitsland, was vanaf 1940 bezig een spionagenetwerk genaamd ‘Operatie Bolívar’ te vestigen in verschillende Latijns-Amerikaanse landen: Mexico, Brazilië, Argentinië, Chili en Paraguay. Dit netwerk werd opgezet en stond onder leiding van Johannes Siegfried Becker (codenaam: Sargo). In Paraguay, Chili en Argentinië werden geheime radiostations geïnstalleerd om via gecodeerde berichten met Berlijn te communiceren en er werden inlichtingen verstuurd via Spaanse schepen. Via dit Bolívar-netwerk werd ook informatie verstuurd over ontwikkelingen in de VS. De spionnen van operatie Bolívar reisden van de VS naar Brazilië om inlichtingen te brengen die vandaar werd doorgestuurd naar Duitsland. De organisatie in Chili stond onder leiding van Ludwig von Bohlen, de Duitse defensie-attaché in Santiago.
In het Chileense parlement werd intussen steeds vaker geklaagd over de ‘nazificatie’ van het land. Eind 1939 begon de recherche (Policía de Investigaciones, PDI) daarom een grootscheeps onderzoek naar de Chileense NSDAP en naar mogelijke Duitse agenten in Chili. In 1941 werd er een speciale afdeling voor opgericht: de zogenaamde ‘Afdeling 50’ (Departamento 50 of D-50). Deze ontdekte in datzelfde jaar een Duitstalige zender in Quilpué, in de buurt van Valparaíso, die gecodeerde berichten uitzond over geallieerde koopvaardijschepen die in de buurt van Zuid-Amerika voeren. De bedoeling was deze schepen aan te vallen.
De Britse inlichtingendienst wees D-50 op de aanwezigheid van enkele Duitse spionnen in de havenstad Valparaíso. Hoofd van dit spionagenetwerk was Friedrich von Schulz Hausmann, de vertegenwoordiger van een Duitse rederij. Uit een rechercherapport van D-50 uit 1941 bleek dat de zogenaamde Landesgruppe Chile beschikte over geheime cellen bij onder andere de Chileense vestigingen van de Duitse bedrijven AEG, Bayer en Siemens.
Midden 1941 ontdekte het Chileense leger een illegaal Duits zendstation bij het Zuid-Chileense Chaitén, ter hoogte van Chiloé. De Duitse spionnen verstuurden gecodeerde berichten bestemd voor Berlijn, met inlichtingen uit heel Latijns-Amerika én de VS. Ook werd het radioverkeer van de Chileense autoriteiten afgeluisterd. Bovendien werd ontdekt dat de Duitse spionnen een telefoonlijn van de Chileense marine in Valparaíso afluisterden.
Ultrageheim dossier
De VS onderschepten de geheime Duitse radio-uitzendingen en wisten de berichten te ontcijferen. In 1942 overhandigden de VS een ultrageheim dossier van de FBI aan Chili, met inlichtingen over de nazi’s in Chili. De Duitse militaire attachés kregen dit dossier nog diezelfde avond in handen door een Chileense ambtenaar om te kopen en konden nog snel hun belangrijkste agenten terugtrekken om te voorkomen dat ze werden aangehouden. In oktober 1942 werd het spionagenetwerk ontmanteld: 15 van de resterende agenten werden gearresteerd. De leidinggevenden konden niet worden aangehouden, omdat ze Duitse diplomatieke paspoorten hadden. In 1943 verbrak Chili de diplomatieke betrekkingen met Duitsland.
Het Duitse netwerk werd snel hersteld, maar D-50 ontving permanent steun van de Amerikaanse inlichtingendiensten FBI en SIS (Special Intelligence Service) en kreeg de beschikking over nieuwe apparatuur om zenders op te sporen. D-50 ontdekte weer een zendstation, ditmaal bij een huis in La Cisterna, een deelgemeente van Santiago. In een treurwilg in de tuin bleek een flinke antenne te zijn verstopt. In februari 1944 werden nog eens 20 Duitse spionnen aangehouden over de hele lengte van Chili, van Arica tot Punta Arenas. De leider van deze nieuwe groep, Bernardo Timmermann, probeerde te vluchten naar Argentinië, maar werd twee dagen later aangehouden in de Peulla-bergpas.
Er werd ook een agent met de codenaam Apfel aangehouden. De rechercheurs van D-50 hadden deze naam al vaak voorbij zien komen in de ontcijferde berichten. Hij heette in werkelijkheid Albert von Appen, en bleek het hoofd van weer een andere Duitse organisatie: een sabotagenetwerk dat was verspreid over Chili, Peru, Argentinië, Brazilië, Colombia en Venezuela, bedoeld om leveringen van grondstoffen vanuit de regio aan de geallieerden te saboteren. Apfel klapte uit de school toen hij werd voorgeleid aan de onderzoeksrechter, zodat het hele netwerk in Zuid-Amerika kon worden opgerold. Daarna werd hij uitgeleverd aan de VS.
Na de oorlog
Afdeling D-50 werd in 1945 opgeheven. Chili heeft nooit de oorlog verklaard aan Duitsland en Italië, maar heeft in 1945 wel de oorlog verklaard aan Japan. Dit land was toen al bijna verslagen.
Von Appen keerde na de oorlog terug naar Chili en richtte in Valparaíso de grote multinationale rederij Ultramar op, die overigens nog steeds bestaat. Bernardo Timmermann werd in 1976 door Pinochet benoemd tot burgemeester van het plaatsje Cabrero, in de regio Bíobío.