Oratie van Barbara Hogenboom
“Ik geloof dat er goede redenen zijn om optimistisch te blijven over de mogelijkheden om een eind te maken aan de problemen en onrechtvaardigheden rond de grondstoffenrijkdom in Latijns Amerika en elders.” Dat was een verrassende wending bij de intreerede van politicoloog Barbara Hogenboom (1967) als hoogleraar Latijns-Amerikastudies aan de Universiteit van Amsterdam op 14 juni.
Hogenboom, die begin vorig jaar Michiel Baud opvolgde als directeur van het universitaire Latijns-Amerika instituut CEDLA, is al jaren bezig met het beleid rond ontwikkeling, grondstoffen en milieu in Latijns Amerika. Twintig jaar geleden kreeg ze voor Mexico and the NAFTA Environmental Debate. The Transnational Politics of Economic Integration de jaarprijs voor het beste Nederlandse politicologische proefschrift. Hogenboom bestudeert vooral “het beleid en de onrechtvaardigheden van exploitatie van mineralen.” Daarbij is ze vooral geïnteresseerd in drie soorten dynamieken: interacties en machtsrelaties tussen civil society, staat en privésector; het verband tussen lokale, nationale wereldwijde politieke en economische processen; en hoe mensen omgaan met natuurlijke hulpbronnen en de natuur.
Latijns Amerika is rijk aan natuurlijke hulpbronnen, maar tot sociale ontwikkeling met een rechtvaardige verdeling heeft dat weinig bijgedragen. Grondstoffen leidden vooral tot macht en machtsstrijd. En net zoals macht corrumpeert, doet het bezit van grondstoffen dat ook. Men spreekt vaak van de grondstoffenvloek (resource curse). De afhankelijkheid van de export van ruwe grondstoffen remde de ontwikkeling van een eigen industrie en versterkte de afhankelijkheid van rijke landen. Hevig schommelende grondstoffenprijzen leidden tot onevenwichtig economische ontwikkeling. Afhankelijkheid en exploitatie van grondstoffen vergrootten sociale ongelijkheid, versnelden ecologische destructie en belemmerden de opbouw van stevige democratische instituties. Al veertig jaar geleden noemde de Uruguayaanse schrijver Eduardo Galeano noemde olie een ‘levensgevaarlijk thema’.
China geen gamechanger
Afgelopen twintig jaar leken twee nieuwe ontwikkelingen kansen te bieden om enigszins aan de wurgende afhankelijkheid van grondstoffen en van de Verenigde Staten te ontkomen: de steeds grotere aanwezigheid van China in het continent en de komst van linkse regeringen. Hogenboom onderzocht met haar helaas overleden leermeester en goede vriend Alex Fernández de Chinese betrokkenheid. Die leek op drie punten gunstiger uit te pakken dan de eerdere bemoeienis van de VS. Er kwam meer samenwerking van ontwikkelingslanden (Global South Agenda) tegenover het door de VS en Europa opgedrongen neoliberale vrije marktbeleid. De toenemende Chinese vraag naar grondstoffen leidde tot hogere prijzen, en dus meer inkomsten voor Latijns Amerika. Bovendien werd China een nieuwe bron voor kapitaalverschaffing. Dat alles maakte Latijns Amerika minder afhankelijk van de VS.
Hogenboom heeft inmiddels haar positieve inschatting bijgesteld. Al die mooie woorden van Latijns-Amerikaanse en Chinese regeringsleiders over ‘Zuid-Zuidrelaties’ en ‘win-win-deals’ hebben niet zoveel opgeleverd. De vraag of Latijns-Amerikaanse olieproducerende landen door de ‘China factor’ meer controle over hun oliebronnen en hun ontwikkelingsmodel hebben gekregen, moet helaas eerder met ‘nee’ dan met ‘ja’ worden beantwoord. China is voor Latijns Amerika geen ‘gamechanger’ gebleken. De Chinese bemoeienis heeft de toch al niet sterke Latijns-Amerikaanse industrie zelfs verder verzwakt. Het continent is nog steeds een ‘mijn en oliebron voor de wereld’ met een sterke buitenlandse invloed.
Veel van de nieuwe linkse regeringen na de eeuwwisseling met presidenten als Lula (Brazilië), Hugo Chávez (Venezuela), Evo Morales (Bolivia) en Rafael Correa (Ecuador) wilden de afhankelijkheid verminderen. Met dit hernieuwde ‘grondstoffennationalisme’ zouden landen hun natuurlijke rijkdommen weer in eigen handen nemen en de bevolking ervan laten profiteren. Dat ging vaak samen met ideeën over bescherming van de natuur, inheemse gemeenschappen en beperking van de ecologische schade. Vooral in Ecuador en Bolivia spraken regeringen zich sterk uit voor een andere manier van leven, buen vivir genoemd. Bolivia wilde niet langer alleen grondstoffen exploiteren, maar ze ook zelf gaan bewerken. Daar bleken rijke industrielanden echter niet in geïnteresseerd. In de praktijk werd de exploitatie van grondstoffen voortgezet en zelfs uitgebreid om een beter sociaal beleid te kunnen financieren. Ook de ecologische verwoesting stopte niet en inheemse gemeenschappen werden uit hun leefgebieden verdreven. Verzet daartegen wordt de kop ingedrukt. Deze enorme tegenspraak tussen mooie woorden en alledaagse praktijk werd het meest zichtbaar in Ecuador, maar deed zich ook voor in andere landen. Ook de linkse regeringen bleken geen ‘gamechanger’.
Verbeeldingskracht
Omdat deze economische en politieke verschuivingen geen oplossingen hebben geboden, wil Hogenboom ook naar andere aspecten kijken om aan de grondstoffenvloek en bijbehorend onrecht te ontsnappen. Daarbij kunnen voorstellingen en ideeën die mensen hebben over olie, andere grondstoffen en de natuur aanknopingspunten bieden. In een land als Venezuela is olie een deel van de nationale cultuur en identiteit geworden. Vrijwel niemand kan zich een ontwikkeling en toekomst voorstellen die niet gebaseerd is op olie. Ook andere landen kennen zo’n grondstoffennationalisme, dat juist is versterkt als die grondstoffen buitenlandse handen waren of nog zijn. Wereldwijd is het bewustzijn van de gevaren van klimaatverandering toegenomen. Maar het besef van de enorme lokale effecten van oliewinning op milieu, gezondheid en sociale verhoudingen is buiten die gebieden zelf nog weinig doorgedrongen.
Toch is Hogenboom optimistisch. Mensen hebben door ideeën te veranderen en zich te verzetten onrechtvaardige systemen als kolonisatie, slavernij, onderschikking van vrouwen en onderdrukking van inheemse volkeren weten aan te pakken. Kritisch denken en collectieve actie kunnen daaraan bijdragen. Daarvoor is verbeeldingskracht nodig. Het beïnvloeden van de samenleving en ideeën van de mensen is net zo belangrijk als het beïnvloeden van beleidsmakers. Het gaat hierbij om cultuur in een brede betekenis, met inbegrip van identiteit en collectieve herinnering. Gemeenschappen, activisten, kunstenaars, wetenschappers en journalisten hebben daarmee al opmerkelijke resultaten bereikt. Zo zijn ecologische en inheemse organisaties in Ecuador erin geslaagd veel mensen te overtuigen dat het beschermen van het ongerepte regenwoud rond Yasuni-ITT belangrijker is dan het naar boven pompen van de daaronder verborgen olie. Veel van deze mensen waren daar nog nooit geweest en hadden er ook nooit eerder over nagedacht.
Hogenboom wil daarom in haar onderwijs en onderzoek “meer nadruk leggen op hoe ideeën en cultuur interacteren met politiek en economie, hoe het immateriële en het materiële elkaar beïnvloeden, en hoe zulke wisselwerkingen de Latijns-Amerikaanse samenlevingen en daar geleverde strijd vormgeven”. Onder de aanwezigen bij de oratie trof ik veel mensen die die deze meer culturele benadering inspirerend vonden, al zou het uiteraard verder uitgewerkt moeten worden, waarbij ook de niet geringe tegenkrachten, belangen en dilemma’s in kaart moeten worden gebracht. Ik begreep dat Barbara Hogenboom daar al mee bezig is in een internationaal project ‘Leave fossil fuels underground for sustainable and inclusive development.’ We zijn benieuwd naar de resultaten.
Titel oratie: Minerals, power, imagination: Latin America and the world. Verschijnt binnenkort in druk en op de CEDLA-website. Nu is een video-opname van de oratie-plechtigheid op de website te bekijken.