Politiek & Maatschappij

Consensus én scherpe meningsverschillen

27 oktober 2021

Jan de Kievid

Historisch onderzoek over slavernij

Er wordt in Nederland vaak hevig gediscussieerd over het slavernijverleden. Over veel punten zijn onderzoekers het eens, op andere verschillen ze soms scherp van mening. Hoe groot was de rol van de Afrikaanse slavenhandelaren, hoe belangrijk was slavernij voor de Nederlandse economie en hebben slavenopstanden bijgedragen aan de afschaffing van de slavernij of die juist vertraagd? Een overzicht van de stand van het historisch onderzoek en de daarbij horende discussiepunten.

Terwijl slavernij volop in de belangstelling staat, lijkt door de hevige debatten over erkenning van toegebracht leed, excuses en herstelbetalingen over alles onenigheid te bestaan. Over veel belangrijke feiten van het slavernijverleden bestaat echter overeenstemming, op basis van degelijk historisch onderzoek. Maar bij de interpretatie lopen de meningen soms ver uiteen en raken de gemoederen verhit. We bekijken eerst waarover onder historici consensus heerst en daarna de verschillen en welk patroon daarin valt te herkennen.

Twaalf miljoen

Na soms nogal wilde speculaties hebben gedegen onderzoekers vastgesteld dat in bijna drie eeuwen Trans-Atlantische slavenhandel ongeveer 12,5 miljoen Afrikanen met geweld naar Amerika zijn gebracht. Ruim 5 procent daarvan, ruim 600.000, werden vervoerd door Nederlandse slavenhandelaren. Daarvan ging 7 procent naar het huidige Brazilië, 2 procent naar Spaanstalige koloniën en 85 procent naar de Cariben.

Die bestemmingen sloten aan bij de kortstondige kolonisering (1630-1654) van een deel van Noordoost-Brazilië rond Recife en de langdurige kolonisatie van Suriname (vanaf 1667), delen van het latere Guyana en Antilliaanse eilandjes. In Suriname viel slavenarbeid vrijwel samen met plantagearbeid, terwijl op de Antillen ook veel tot slaaf gemaakten in de scheepvaart werkten.

Onderzoekers bestrijden niet dat veel tot slaaf gemaakten door Afrikaanse slavenhandelaren aan Europese zijn verkocht. En zeker niet dat de omstandigheden op de slavenschepen naar Amerika verschrikkelijk waren, waarbij gemiddeld een op de acht tot slaaf gemaakten stierf. Bij een epidemie of een opstand was het soms de helft.

Langzaamaanacties

De sterfte was ook hoog op de Caribische plantages. Daar werd de slavernij in stand gehouden met repressie en vaak extreem geweld, gecombineerd met een uitgekiend verdeel-en-heers-systeem. Lange tijd bestond de indruk dat de tot slaaf gemaakten nogal passief en zonder veel verzet hun situatie accepteerden. Nieuw onderzoek heeft overtuigend aangetoond dat er naast (schijn)aanpassing regelmatig sprake was van verzet: van langzaamaanacties tot kleine opstanden. Grote opstanden leidden soms tot het vermoorden van slavenhouders en vernietiging van plantages of zelfs ondermijning of afschaffing van het slavernijregime. Een kleine minderheid van de tot slaaf gemaakten wist te ontsnappen, in Suriname ongeveer een tiende deel.

Over de afschaffing van de slavenhandel en de slavernij staan in elk geval de jaartallen vast. Engeland liep voorop met 1808 en 1834, terwijl Nederland voor een Europees land met 1814 en 1860 (Oost-Indië) en 1863 (West-Indië) laat was. In 1863 betaalde de overheid geen compensatie aan de tot slaaf gemaakten voor hun vrijheidsberoving, maar wel driehonderd gulden per slaaf (een jaarloon) aan de slavenhouders voor het verlies van hun ‘bezit’. De vrijheid was nog niet compleet, want wie binnen drie maanden geen werk vond, moest nog tien jaar op een regeringsplantage werken; dat gold in 1873 nog voor de helft van de ‘vrij gekomenen’.

Lucratief

Ook over het aandeel van de slavernij in de Nederlandse economie bestaat een redelijke consensus. Recent hebben historicus Pepijn Brandon en anderen dat onderzocht voor 1770, toen slavernij en slavenhandel op een hoogtepunt waren, maar de handel niet werd verstoord door iets als oorlog. Het aandeel van de slavenhandel in strikte zin was klein: 0,5 procent van het nationaal inkomen. Maar dat wordt 5,2 procent als ook de internationale ketens en de producten van slavenarbeid worden meegenomen “vanaf de bevoorrading van slavenschepen in Nederland, via de slavenhandel, de plantages, het vervoer van tropische producten naar Europa en de verwerking in Nederland, tot aan de export naar het Europese achterland”, met ook ketens met “andere plantagekoloniën zoals de Franse kolonie Saint Domingue”. (Tijdschrift voor Sociale en Economische Geschiedenis, jrg. 16 (2019), no. 2, p. 6). In 1770 zorgden door tot slaaf gemaakten geproduceerde goederen voor een vijfde van de Nederlandse buitenlandse handel.

Die landelijke 5,2 procent is hoger dan lange tijd door veel onderzoekers werd aangenomen. Voor de belangrijkste en rijkste provincie, Holland, gold met 10,4 procent het dubbele en voor Vlissingen zelfs 25 procent. Uit onderzoek van historicus Alex van Stipriaan blijkt dat Rotterdam minder dan andere steden betrokken was bij de slavenhandel, maar meer bij “de lucratieve bevoorrading van de slavenkolonies en de handel in door slavernijplantages geproduceerde goederen… Hier zie je dus iets van de wereldhaven Rotterdam ontstaan”. (NRC, 2-11-2020). Deze cijfers en de inzichten over Rotterdam worden door geen serieuze slavernijonderzoeker bestreden.

Gekleurde bril

Alle onderzoekers vinden het een groot probleem dat er vrijwel geen bronnen zijn van de tot slaaf gemaakten zelf. Bijna alles over hun omstandigheden, gedrag en opvattingen is waargenomen door de zeer gekleurde bril van slavenhouders en koloniale ambtenaren. Misschien kan bestudering van de orale tradities van nakomelingen iets opleveren. Maar volgens historicus Gert Oostindie is dat niet eenvoudig: “Weten we wel zeker dat die overlevering iets zegt over het verleden, of iets over de interesses en emoties van nu”. (NRC, 21/22-11-2020)

Binnen deze overeenstemmingen over belangrijke feiten bestaan verschillende interpretaties met soms hevige debatten. Meteen aan het begin: hoe groot was het aandeel van de Afrikaanse en de Europese slavenhandelaren? Sommige onderzoekers benadrukken de dominantie van de Afrikaanse slavenhandelaren; zonder hen konden de Europese niets beginnen. Anderen wijzen erop dat juist de steeds grotere slavenbehoefte van de Europese koloniale machten Afrikaanse handelaren aanzette steeds massalere slavenjachten. De eerste groep onderzoekers verwijt de tweede het Afrikaanse aandeel in de mensenhandel weg te moffelen, terwijl omgekeerd de tweede groep meent dat die eerste de schuld vooral bij Afrikanen en dus minder bij Europeanen wil leggen.

Dat de omstandigheden op de slavenschepen afschuwelijk waren, wordt breed erkend. Maar sommige onderzoekers denken dat het de slavenhandelaren volstrekt niet interesseerde of de tot slaaf gemaakten de overtocht overleefden. Anderen menen dat de toestanden voor de maatstaven van die tijd niet extreem beroerd waren, overigens niet uit humanitaire overwegingen, maar omdat de gevangenen alleen levend verkocht konden worden.

Elisabeth Samson

Zo’n kwestie speelt ook over het bestaan op de plantages. Het plantageregime was in laatste instantie gebaseerd op repressie met extreem geweld. Daardoor waren tot slaaf gemaakten vrijwel volledig machteloos. Je kon alleen kiezen tussen aanpassing of openlijk verzet. Andere onderzoekers menen dat de macht van de slavenhouders vaak wankel was. Historicus Piet Emmer: “Op zo’n plantage was 98 procent van de bewoners slaaf. Als je een opstand veroorzaakte, duurde het dagen voor er hulp van het leger was”. (NRC, 21/22-11-2020). Die situatie bood tot slaaf gemaakten soms enige ruimte tot onderhandelen over werkverplichtingen en levensomstandigheden. Ze waren niet vrij, maar ook niet helemaal machteloos.

Het bestaan van verzet en opstanden wordt door niemand ontkend. Sommige onderzoekers menen dat het vooral ging om het op korte termijn verbeteren van de eigen positie. Weggelopen of bevrijde tot slaaf gemaakten werden later soms zelf slavenhouders. Beroemd is de achttiende eeuwse Elisabeth Samson, die met haar vele plantages een van de rijkste Surinamers werd. Anderen zien in kleinere en zeker in grote opstanden een principieel verzet tegen slavernij en een opkomen voor gelijke rechten voor iedereen.

Witte Europese suprematie

Ook over het einde van de slavenhandel en slavernij lopen de meningen uiteen. Sommige onderzoekers, zoals Karwan Fatah-Black, stellen dat slavenopstanden sterk aan die afschaffing hebben bijgedragen. Dat gold vooral voor de opstand op Saint-Domingue (het huidige Haïti) in 1791, die leidde tot afschaffing van de slavernij en onafhankelijkheid. Die opstand was in Europa prominent in het nieuws. De Haïtiaanse grondwet van 1805 werd in z’n geheel in Nederlandse kranten opgenomen, met onder andere: “Slaverny is voor altyd vernietigd.” Volgens Fatah-Black liet deze grondwet “iedere voorgaande grondwet achter zich als het ging om het uitdragen en vastleggen van Verlichtingsidealen”. De afschaffing op Saint Domingue maakte alle latere afschaffingen mogelijk. De opstand veroorzaakte veel schrik in Europa, omdat die de witte Europese suprematie aantastte.

Andere onderzoekers, zoals Piet Emmer, draaien het verhaal om. Juist omdat zulke gewelddadige opstanden zoveel angst opriepen, hebben ze de afschaffing van de slavernij vertraagd. De al opgekomen Europese afschaffingsbeweging met humanitaire Verlichtingsidealen kreeg er een terugslag door. Uiteindelijk lag het initiatief tot afschaffing bij zulke bewegingen in de Europese landen. Engeland nam hierbij het voortouw, Nederland – waar de slavenhandel na eind achttiende eeuw nog weinig voorstelde – volgde langzaam.

Kurk

Pakhuis van de WIC in Amsterdam

De cijfers over het aandeel van de slavernij in de Nederlandse economie worden niet bestreden, maar wel de uitspraak van onderzoeksleider Brandon dat slavernij in 1770 “de kurk was waarop de Nederlandse economie dreef”. 5,2 procent van het nationaal inkomen leek niet zoveel, maar in 2017 bedroeg het aandeel van de Rotterdamse haven aan de Nederlandse economie 6,2 procent. Brandon: “Niemand zal toch beweren dat Rotterdam van marginaal belang is voor Nederland”. (NRC, 25-6-2019). De slavernijhistorici Piet Emmer en Henk den Heijer vinden die uitspraak over de kurk echter “absurd”, want 5 procent is daarvoor veel te weinig.” (de Groene Amsterdammer, 2-10-2019). Andere historici ergeren zich weer aan zulke uitspraken, omdat te gemakkelijk op grond van cijfers wordt geconcludeerd dat slavernij maar marginaal was en dus niet om je druk over te maken.

Tegengestelde gezichtspunten

De verschillende interpretaties over deze onderwerpen zijn niet willekeurig over de onderzoekers verdeeld. Er is eerder sprake van twee nogal tegengestelde clusters van opvattingen, die binnen elk cluster een duidelijke samenhang vertonen. Bij het eerste gezichtspunt wordt betoogd dat vooral Europeanen en in mindere mate Afrikanen de leiding hadden bij de slavenjacht in Afrika en dat de tot slaaf gemaakten bij de overtocht en op de plantages extreem wreed werden behandeld. Slaven verzetten zich tegen slavernij als onderdrukkingsregime, terwijl de afschaffing ervan vooral was te danken was aan slavenopstanden. Bovendien was slavernij nogal belangrijk voor de Nederlandse economie. Kortom: vaak moedige en opstandige tot slaaf gemaakten stonden tegenover hebzuchtige, wrede en compromisloze Europese slavenhouders. Vanuit dit gezichtspunt zijn officiële excuses voor het aangedane leed wenselijk.

Volgens het tweede gezichtspunt speelden Afrikaanse slavenjagers een hoofdrol en probeerden. Europese slavenhandelaren en slavenhouders het voor de slaaf gemaakten soms nog een beetje dragelijk te maken, al was die motivatie eerder economisch dan humanitair. Als tot slaaf gemaakten zich verzetten, was dat vooral om hun positie te verbeteren, niet om slavernij principieel af te schaffen. Slavernij was niet erg belangrijk voor de Nederlandse economie en de afschaffing was vooral te danken aan nieuwe morele opvattingen van Europeanen, niet aan verzet en slavenopstanden. Slavernij is vanuit hedendaagse maatstaven af te keuren, maar was destijds niet zo bijzonder; alleen in West-Europa was slavernij verboden. Het was volgens toenmalige opvattingen niet zo vreselijk als onderzoekers vanuit de andere opvatting en activisten menen. Officiële excuses voor de slavernij zijn niet wenselijk. Dan kun je wel voor elk onrecht uit het verleden (ook Europese armen hadden het slecht) excuses aanbieden.

Scherpe discussie

De scherpste tegenstanders in deze discussies zijn voor het eerste gezichtspunt Karwan Fatah-Black en voor het tweede Piet Emmer, beiden historici van de Leidse Universiteit: de eerste als universitair docent en de tweede als gepensioneerd hoogleraar. Emmer presenteert zich als de deskundige wetenschapper die precies weet hoe het zit en andere historici, makers van tentoonstellingen, televisieprogramma’s en de nieuwe Canon van de Nederlandse Geschiedenis op een betweterige manier aanvalt als ze iets vertellen wat volgens hem niet klopt. Hij vindt dat het eerste gezichtspunt te veel de overhand heeft gekregen en dat activisten erin geslaagd zijn de wetenschap naar hun hand te zetten. Met dat eerste gezichtspunt wordt volgens Emmer geprobeerd Nederlanders een schuldgevoel en schaamte aan te praten over het slavernijverleden.

Fatah-Black doet ook degelijk historisch onderzoek, maar hij betoogt dat door de eeuwenlange West-Europese dominantie de kijk van westerse elites ons geschiedbeeld is gaan bepalen. En daar wil hij verandering in brengen. Dat kan ook bijdragen aan verbetering van de positie van nakomelingen van tot slaaf gemaakten. Officiële excuses kunnen daarbij helpen.

Emmer en Fatah-Black stellen de zaken scherp, maar andere historici doen dat veel minder. Ze waarderen elkaars werk, ook als ze verschillende gezichtspunten hebben. Op de lijn van Emmer, maar veel gematigder en minder gelijkhebberig zit Henk den Heijer. Bij Fatah-Black treffen we, maar ook wat gematigder Alex van Stipriaan en Pepijn Brandon, terwijl Gert Oostindie met een middenpositie door beide kanten wordt gewaardeerd.

Er wordt veel onderzocht over de Nederlandse slavernij, er komen nieuwe tentoonstellingen en de Zwarte Pietendiscussie en Black Lives Matter zullen nog wel even blijven. Dat garandeert voortgaande discussie en als die open en niet te sektarisch of gelijk hebberig wordt gevoerd, valt dat toe te juichen.

Deze bijdrage is onderdeel van de Special Slavernij, herfst 2021

Bronnen: O.a. Bart Funnekotter, Terug naar de inhoud: de slavernij en wij, NRC, 21/22-11-2020; Rutger van der Hoeven, Van een wit naar een zwart perspectief. Nieuw licht op het slavernijverleden, de Groene Amsterdammer, 26-10-2017; Pepijn Brandon e.a., De betekenis van de Atlantische slavernij voor de Nederlandse economie in de tweede helft van de achttiende eeuw, Tijdschrift voor Sociale en Economische Geschiedenis, jrg. 16 (2019), no. 2; Karwan Fatah-Black, Waar de ketenen begonnen te breken: de in Nederland vergeten afschaffing van 1793 (2020); Henk den Heijer, Nederlands slavernijverleden. Historische inzichten en het debat nu (2021); Piet Emmer, De geschiedenis van de Nederlandse slavernij in een notendop (2021).

Gerelateerde berichten

Aymara, migratieonderzoek en zelfreflectie in noord-Chili

Aymara, migratieonderzoek en zelfreflectie in noord-Chili

Mijn naam is Mariela Miranda van Iersel, en zoals je uit mijn twee achternamen kunt afleiden, ben ik half Chileens en half Nederlands. Gemotiveerd door mijn ervaring als vrijwilliger in sociale integratieprogramma’s, vertrok ik in 2017 van het Chileense huis uit mijn kindertijd naar Nederland voor een interdisciplinaire bachelor in de sociale wetenschappen en economie. In de hoop verder te leren over maatschappelijke uitdagingen, en vooral ook dingen die ik dácht te weten in vraag te stellen, begon ik aan een master in ontwikkelingsstudies aan het International Institute of Social Studies (ISS). Deze opleiding hielp me de real-world uitdagingen die me aan het hart gaan te verbinden aan wetenschappelijke theorieën en beide verder te verkennen door middel van onderzoek.

Lees meer
Uitzending Spoorloos 1 november over geroofde Argentijnse baby’s

Uitzending Spoorloos 1 november over geroofde Argentijnse baby’s

De uitzending was woensdagavond 1 november, maar kan op Uitzending gemist worden teruggekeken. In de laatste uitzending van dit seizoen vertelt de in Nederland woonachtige Ana haar verhaal. Tien jaar geleden werd middels DNA-onderzoek vastgesteld dat zij tot de zogenaamde roofbaby’s behoort. Haar beide ouders zijn tijdens de Videla-dictatuur vermoord. Haar moeder was vijf maanden zwanger toen zij werd gearresteerd. Op één klein berichtje kort na haar arrestatie werd nooit meer iets van haar vernomen. Haar dochter Ana is geadopteerd, iets dat zij pas op 36-jarige leeftijd te horen kreeg.

Lees meer
agsdix-null

Politiek & Maatschappij

agsdix-null

Kunst & Cultuur

agsdix-null

Vrije tijd & Toerisme

agsdix-null

Economie & Ondernemen

agsdix-null

Milieu en Natuur

agsdix-null

Onderzoek & Wetenschap

Blijf op de hoogte

Adverteren op onze website?

Dat kan! Tegen een scherp tarief plaatsen wij uw advertentie.

Ontvang onze nieuwsbrief

Schrijf u in en ontvang onze digitale nieuwsbrief met een overzicht van onze nieuwe artikelen.

Volg ons op social media

Wees als eerste op de hoogte van nieuwe artikelen en deel artikelen met uw netwerk.

Share This