Zijn politici betrokken bij het geweld?
Een half jaar geleden, op 13 november 2018, vond in de volksbuurt La Saline in Port-au-Prince, de hoofdstad van Haïti, een slachtpartij plaats waarbij tenminste 50 mensen om het leven kwamen. Volgens sommige getuigen ging het om een bendeoorlog. Anderen stelden dat het niet alleen om bendeleden ging, maar ook om politieagenten, of in ieder geval geüniformeerde schutters. Vast staat in ieder geval dat de slachtoffers in grote meerderheid geen bendeleden waren, maar bewoners van La Saline: mannen, vrouwen en kinderen. Ze werden neergeschoten of onthoofd, hun huizen in brand gestoken. De zes kinderen waren tussen de drie en zeventien jaar oud.
Daarna gebeurde er niets. Totdat mensenrechtenorganisaties als RNDDH (Nationaal Netwerk ter Verdediging van Mensenrechten) alarm sloegen en van de overheid een onderzoek eisten naar de gebeurtenissen en de arrestatie en berechting van de schuldigen. De toenmalige premier, Jean Henry Céant, zegde toe de zaak te zullen onderzoeken, maar hij heeft in maart het veld moeten ruimen in de nasleep van twee weken van nationale betogingen tegen de regering van president Jovenel Moïse.
Artibonite
De formele installatie van de nieuwe regering wordt half mei verwacht, maar opheldering van deze massamoord zal niet hoog op de lijst van prioriteiten staan. Eerst is er de corruptiezaak rond het PetroCaribe fonds, het programma waarmee Venezolaanse olie met subsidie werd geleverd. Onderzoeken van de Haïtiaanse senaat én van de Rekenkamer hebben aangetoond dat politici en ondernemers fraude hebben gepleegd voor maar liefst twee miljard dollar, fondsen die ten goede hadden moeten komen aan gemeenschapsprojecten en infrastructuur. Massale demonstraties als reactie hierop hebben nu al twee premiers hun politieke loopbaan gekost (in de zomer van 2018 moest toenmalig premier Jack Guy Lafontant na betogingen het veld ruimen).
Ondertussen neemt het bendegeweld alleen maar toe. In een recent rapport brengt de RNDDH nieuwe alarmerende cijfers naar buiten. Zo kwamen in maart zeven mensen door bendegeweld om het leven in de volksbuurt Cité Soleil, en werden in april negen mensen gedood in Carrefour-Feuilles, een andere volksbuurt bij Port-au-Prince. Het geweld beperkt zich niet langer tot de steden, maar heeft ook Artibonite, de graanschuur van Haïti, bereikt, In reactie op het toenemende geweld boekte de politie onlangs een eerste klein succes met de dood van een van de gangleiders, Ti je (Sony Jean) en de arrestatie van een aantal bendeleden. In de praktijk is de politie niet in staat het geweld onder controle te krijgen, laat staan uit te bannen. Sinds 2004 is de politiemacht toegenomen van 2.500 tot de huidige 15.000 en nu staat het corps aan de vooravond van het vertrek van de laatste VN-vredesmissie. Vanaf oktober zal de politie de verantwoordelijkheid voor de veiligheid van de bevolking alleen moeten dragen. In een interview met de Miami Herald zegt hoofdcommissaris Michel-Ange Gédéon dat zijn corps er klaar voor is. Maar de dagelijkse beelden laten iets anders zien. RNDDH stelt in haar rapport dat in de maanden januari – maart maar liefst dertien agenten door kogels om het leven zijn gekomen.
Artiest
Naast groeiend geweld neemt ook het aantal berichten over banden van politici met deze gewapende groepen toe. Zo sprak senator en zanger Gracia Delva in februari maar liefst 24 maal met bendeleider Arnel Joseph, verantwoordelijk voor het zaaien van terreur in de Artibonite. Gevraagd naar zijn contacten met de gangleider zegt Delva tegen RTVC (Radio Télévision Caraïbes) dat hij het recht heeft te spreken met wie hij wil, en dat hij als artiest nu eenmaal veel telefoongesprekken voert. Het rapport van de RNDDH geeft nog een aantal voorbeelden van politici die bendeleiders beschermen. Of is het soms andersom? En waar komen al die wapens vandaan, vragen Haïtiaanse burgers zich af.
Barbecue
De spanning in het Caribische land groeit. En met de recente bedreigingen aan het adres van Pierre Espérance, mensenrechtenactivist en directeur van de RNDDH, is een extra dimensie toegevoegd. Espérance is in zijn ruim twintigjarig leiderschap van de RNDDH wel een en ander gewend. In 1998 raakte hij gewond bij een aanslag op zijn leven, en de afgelopen vijf jaar heeft hij driemaal een envelop met een kogel erin ontvangen. Nu is het anders: onbekenden circuleren op motoren rond het kantoor van de RNDDH en bij het huis van Espérance. En de RNDDH beschikt over bewijs dat er op 23 april op het ministerie van Binnenlandse Zaken in aanwezigheid van de minister en bendeleider Jimmy Chérizier (bijgenaamd ‘Barbecue’) gesproken is over het vermoorden van Espérance. De internationale mensenrechtenorganisaties FIDH (Internationale Federatie voor de Mensenrechten) en OMCT (Wereldorganisatie tegen Marteling) hebben naar aanleiding hiervan op 9 mei alarm geslagen en roepen de Haïtiaanse autoriteiten op om onderzoek te doen en om de veiligheid van Espérance te garanderen.
Niet alleen mensenrechtenorganisaties maken zich in toenemende mate zorgen, ook binnen de internationale politiek groeit de zorg over de recente ontwikkelingen. Zo sprak de Franse ambassadeur eind vorige week met mensenrechtenactivisten over de situatie en heeft in de Verenigde Staten een groep van ruim honderd congresleden (zowel Republikeinen als Democraten) een brief ondertekend gericht aan minister van Buitenlandse Zaken Pompeo. In de brief, opgesteld door de Democraten Andrew Levin en Barbara Lee, vragen ze Pompeo een onderzoek in te stellen naar vermeende corruptie en mensenrechtenschendingen door de Haïtiaanse regering.
Tegelijkertijd neemt de economische crisis in het land toe. De waarde van de gourde ten opzichte van de Amerikaanse dollar blijft dalen, buitenlandse leningen en donaties blijven uit. Zo verklaarde EU-ambassadeur Vincent Degert in mei in een interview met de Haïtiaanse krant Le Nouvelliste dat de begrotingssteun van de EU pas zal worden uitgekeerd als Haïti een akkoord met het Internationaal Monetair Fonds (IMF) heeft gesloten. Maar aan dat akkoord hangen voorwaarden (zoals hogere brandstofprijzen), die zeker weer op protesten van de bevolking gaan leiden. De bodem van de put lijkt voor Haïti nog niet bereikt.