Op 11 september worden de aanslagen van Al Qaida in de VS herdacht. Maar Chilenen denken vooral aan de militaire staatsgreep van 11 september 1973. De Chileense geheime dienst DINA van dictator Pinochet begon een internationale campagne om gevaarlijke Chileense politieke tegenstanders in het buitenland uit de weg te ruimen. De moord op Orlando Letelier in 1976 had ook te maken met een succesvolle actie tegen een grote investering in Chili van het Nederlandse bouwbedrijf Stevin.
Op 21 september 1976, rond 9 uur ’s ochtends, reed een blauwe Chevrolet door de ambassadewijk van Washington D.C. Aan het stuur zat Orlando Letelier, die voor de militaire staatsgreep in Chili, drie jaar eerder, minister van Defensie, van Buitenlandse Zaken en ambassadeur in de Verenigde Staten was geweest van de linkse regering van president Allende. De Chevrolet werd op enige afstand gevolgd door een grijze Ford met daarin twee leden van de Cuban Nationalist Movement. Dit was één van de kleine maar ervaren terreurgroepen van rechtse Cubaanse vluchtelingen in de Verenigde Staten, die Cuba wilden terugveroveren op de communisten van Fidel Castro. Daarbij waren ze enige tijd door de CIA ondersteund met geld en opleidingen over wapens, inlichtingen en explosieven.
Toen de Chevrolet bij de Roemeense ambassade een rotonde op draaide, werd in de Ford op de knop van een semafoon gedrukt. De daverende explosie die daarop volgde, was hoorbaar tot in het Ministerie van Buitenlandse Zaken, honderden meters verderop. Letelier en zijn collega en vriendin Ronni Moffitt, die voorin zat, stierven enkele minuten later op de plaats van de aanslag. Alleen de man van Moffitt, die achterin zat, overleefde het.
Gevaarlijk
De aanslag was georganiseerd door Michael Townley, een Amerikaanse elektronica- en explosievenexpert en volgens diverse bronnen voormalig CIA-agent. Townley was getrouwd met een Chileense en werkte op dat moment voor de moorddadige Chileense geheime dienst DINA. Hij was met een vals Paraguayaans paspoort, verstrekt op persoonlijk verzoek van juntaleider Pinochet aan de Paraguayaanse dictator Stroessner, de VS binnengekomen om toezicht te houden op de uitvoering van de aanslag.
De DINA had ervaring met het organiseren van aanslagen op belangrijke Chileense politieke tegenstanders in het buitenland. In Buenos Aires had de DINA twee jaar eerder, op 30 september 1974, generaal Carlos Prats, tegenstander van Pinochet, gedood met een autobom die was geplaatst door Townley. En in Rome, op 6 oktober 1975, raakte de christendemocratische politicus Bernardo Leighton levensgevaarlijk gewond tijdens een aanslag die mede was georganiseerd door Townley. Deze drie aanslagen worden terecht vaak samen genoemd, want Prats, Leighton en Letelier waren alle drie gevaarlijk voor de dictatuur van Pinochet. Onder Allende was Prats de gezaghebbende grondwetsgetrouwe legercommandant geweest. Hij zou militaire oppositie tegen Pinochet kunnen organiseren. De linkse christendemocraat Leighton, van 1964 tot 1970 vicepresident van Chili, was een persoonlijke vriend van Allende. Hij werkte in ballingschap aan samenwerking tussen Chileense christendemocraten (waarvan de partijleiding aanvankelijk de staatsgreep had goedgekeurd – Leighton had de coup echter veroordeeld) en linkse partijen tegen Pinochet. Letelier – een man met veel internationale contacten, vooral in de VS – probeerde internationale politieke en economische boycots te organiseren. Hij was ook iemand die Chileense linkse partijen en christendemocraten zou kunnen verbinden.
Condor
De opdracht voor de aanslag op Letelier was afkomstig van de Chileense generaal Contreras, directeur van de DINA, die later toegaf dat het een bevel was van Pinochet. Contreras was de initiator van Operatie Condor, een internationaal samenwerkingsverband van Zuid-Amerikaanse militaire dictaturen die elkaar hielpen om gevluchte dissidenten en politieke tegenstanders op te pakken, te martelen en in sommige gevallen vanuit vliegtuigen in zee te gooien. The Guardian publiceerde op 3 september jongstleden een uitstekende longread over dit onderwerp.
De Amerikaanse overheid was via de CIA medeverantwoordelijk voor de militaire coup in Chili op 11 september 1973. Toch schrok de Amerikaanse regering enorm dat de moorddadige klauwen van de Chileense dictatuur tot in de straten van haar eigen hoofdstad reikten. De FBI zette een grootscheeps onderzoek op, dat jaren zou duren. Door de moord op Letelier en de verkiezing eind 1976 van de mensenrechtenbepleiter Jimmy Carter als president veranderde het Chilibeleid van de VS-beleid voor een paar jaar van ondersteunend naar kritisch. De VS oefenden druk op Pinochet uit om Townley uit te leveren. Dat gebeurde in 1978. Townley werkte mee aan het onderzoek en zat uiteindelijk maar een paar jaar vast. Sindsdien zit hij in het getuigenbeschermingsprogramma van de FBI. Ook de Cubanen werden uiteindelijk door een Amerikaanse rechter veroordeeld voor de moord. Contreras werd in 1995, na negentien jaar, definitief veroordeeld door het Chileense Hooggerechtshof. Na enig tegenspartelen en dreigen van de strijdkrachten ging hij een speciale luxe gevangenis in. In 1998 werd zelfs Pinochet aangehouden in London, op verzoek van de Spaanse onderzoeksrechter Baltasar Garzón, maar hij ontsprong de dans toen de Britse regering hem liet terugkeren naar Chili.
Investering Stevin
De zaak heeft ook een Nederlandse kant. De econoom Letelier was – na eerst een jaar gevangenschap in concentratiekampen – na de coup begonnen met een internationale campagne tegen het regime in Santiago. Hij wees buitenlandse regeringen op de mensenrechtenschendingen in Chili. In 1975 en 1976 maakte hij verschillende reizen naar Nederland, waar hij een gewillig oor vond bij een groot publiek. In Amsterdam was een relatief grote gemeenschap van Chileense vluchtelingen ontstaan, in die tijd consequent ‘politieke ballingen’ genoemd, en het Chili Komité Nederland was heel actief. Letelier richtte in Nederland de activistische denktank Transnational Institute op, die nog steeds bestaat.
Letelier wist contacten aan te knopen met de regerende PvdA van premier Den Uyl en de linkse vakbeweging. Hij had in Nederland ontmoetingen met PvdA-leiders als Relus ter Beek, internationaal secretaris van de partij, André van de Louw, burgemeester van Rotterdam, en Jan Pronk, minister van Ontwikkelingssamenwerking. Letelier had vernomen dat de Stevin Groep, een Nederlands bouw- en baggerbedrijf, een mega-order had gekregen van de Chileense regering, één van de grootste buitenlandse investeringen in het land. Hij wist, gesteund door een campagne van het Chili Komitee Nederland, het Nederlandse publiek te overtuigen dat zo’n enorme investering in een land waar de mensenrechten systematisch werden geschonden, moreel verwerpelijk was. De gemeenten Rotterdam en Groningen dreigden de Stevingroep met een boycot als het bedrijf zich niet terugtrok uit Chili.
De gemoederen liepen hoog op. Letelier probeerde de regering-Den Uyl er ook van te overtuigen leningen van de Wereldbank aan Chili te dwarsbomen. In juni 1976 schortte Stevin alle activiteiten in Chili op en eind augustus trok het bedrijf zich definitief terug. Een groot succes voor Letelier en de Chili-solidariteitsbeweging. Een rapport van de Verenigde Naties noemde de Stevin-actie het enige bekende voorbeeld van een effectieve boycot tegen een bedrijf dat wilde investeren in een land dat de mensenrechten schendt. Voor Pinochet was dit de druppel die de emmer deed overlopen. Hij ontnam Letelier op 10 september publiekelijk zijn Chileense nationaliteit en gaf binnenskamers opdracht hem te vermoorden.
De staatsgreep is nu vijftig jaar geleden en het einde van de dictatuur ruim dertig jaar. Pas volgende maand gaat Chili gaat naar de stembus voor een eerste referendum over een nieuwe grondwet, in een poging om de recente zwarte bladzijden in zijn geschiedenis definitief om te slaan.