In precolumbiaans Mexico hadden sommige steden, zoals Teotihuacan en Tlaxcala, een enigszins democratisch bestuur. Dit blijkt uit archeologisch onderzoek en in het geval van de laatste stad ook uit Spaanse kronieken. Dat betogen David Graeber en David Wengrow in hun spraakmakende boek Het begin van alles, waarin ze de geschiedenis herschrijven met meer aandacht voor variëteit in ontwikkeling en menselijke keuzemogelijkheden.
Egalitaire verhoudingen zonder koning of een kleine groep heersers in grote steden in Midden-Amerika voor de komst van de Spaanse conquistadores? Dat zal veel mensen onbekend en onwaarschijnlijk in de oren klinken. We hadden immers het idee dat een zekere mate van gelijkheid alleen bestond in kleine groepen van prehistorische jagers en voedselverzamelaars. En dat de opkomst van landbouw had geleid tot ongelijke bezitsverhoudingen en een hiërarchische politieke organisatie met een soort adel en vorsten. Dit begon in dorpen, maar werd versterkt toen er steden ontstonden, zeker als die groot waren.
Dit schema van de ontwikkeling van de mensheid, opgesteld tijdens de achttiende-eeuwse Europese Verlichting, wordt meestal klakkeloos als historisch juist geaccepteerd. In hun recente, geruchtmakende en dikke boek Het begin van alles. Een nieuwe geschiedenis van de mensheid betogen antropoloog David Graeber en archeoloog David Wengrow dat hier niets van klopt. De geschiedenis kent geen vaststaande fasen en vanzelfsprekende verbanden tussen productiewijzen en politieke structuren. Er is aan de ontwikkeling niets onvermijdelijk of gedetermineerd; productiewijzen, rurale en stedelijke samenlevingen hebben zowel autoritaire als democratische bestuursvormen gekend. Ook zijn landbouwers soms na enige tijd weer jagers/voedselverzamelaars geworden of wisselden ze halfjaarlijks die activiteiten om. Soms hoorden daarbij een half jaar autoritaire verhoudingen en een half jaar meer democratische.
Perfectie van Teotihuacán
De auteurs illustreren dat in hun boek met voorbeelden uit de gehele wereld, op basis van archeologisch onderzoek, antropologische inzichten en – als die er zijn – schriftelijke bronnen. Daarbij besteden ze een hoofdstuk aan Midden-Amerika, vooral het gebied van het huidige Mexico. Ook daar was de politieke en maatschappelijke variëteit groot. Dat staven ze met onderzoeken die bij specialisten al langer bekend zijn, maar zelden in de meer algemene geschiedschrijving zijn doorgedrongen. Ook is deze variëteit aan ervaringen niet eerder zo scherp neergezet als door Graeber en Wengrow om hun centrale stellingen te onderbouwen. Volgens hen klopt de bekende fasen-indeling niet, net zo min als het sociaaleconomische determinisme – het idee dat sociaaleconomische omstandigheden per se de cultuur en politieke structuur bepalen. Ze willen hiermee ook laten zien dat mensen in vergelijkbare situaties verschillende keuzen kunnen maken en dat ook hebben gedaan.
Zoals bekend troffen de Spaanse veroveraars in het begin van de zestiende eeuw een grote Azteekse stad aan, Tenochtitlan. Na de verwoesting daarvan lieten de conquistadores daarop een nieuwe stad bouwen, de huidige hoofdstad Mexico-Stad. Toen de Azteken, ook Mexica genoemd, omstreeks 1325 Tenochtitlan bouwden, deden ze dat naar voorbeeld van een verwoeste en vrijwel verlaten stad veertig kilometer verderop. Ze gaven die oude stad een naam: Teotihuacán. Archeologen hebben vastgesteld dat de bouw van die stad omstreeks 100 v.C. was begonnen. Teotihuacán werd een grote stad met naar schatting zo’n honderdduizend inwoners en had volgens Graeber en Wengrow “een zodanige grootsheid en perfectie dat ze gemakkelijk gelijkgesteld kan worden met Rome op het toppunt van de keizerlijke macht.”
Einde aan rituele moorden
Aanvankelijk leek de stad zich te ontwikkelen volgens het van de klassieke Mayacultuur (circa 150-900 n.C.) bekende patroon van een aristocratie van krijgers met erfelijke edellieden als stadsbestuurders. De stad had ook monumentale gebouwen voor de heersers en kende religieuze rituelen met daarbij horende rituele moorden. Daaraan kwam rond driehonderd een eind aan, toen tempels werden geschonden. Het lijkt op een soort opstand of revolutie. Er werden geen nieuwe piramides meer gebouwd en ook sporen van rituele moorden ontbreken sindsdien.
In Teotihuacán zijn uit de periode na driehonderd muurschilderingen met duizenden afbeeldingen gevonden, maar daarop is – in afwijking van andere steden – geen enkele koning of andere vorstelijke figuur te ontdekken. Ook zijn er geen grote graftombes van heersers aangetroffen. Wel vonden de archeologen een uitgebreid netwerk van woningen “met appartementen van hoge kwaliteit voor vrijwel de gehele bevolking van de stad, ongeacht rijkdom en status”. De stad kende appartementencomplexen van ongeveer 3600 vierkante meter voor ongeveer honderd mensen, heel ruim met gemiddeld 36 vierkante meter per inwoner. Het lijkt er ook op dat de bevolking over voldoende goed voedsel beschikte. Graeber en Wengrow schrijven: “Vrijwel niemand werd achtergesteld. En bovendien hadden veel burgers een levensstandaard die zelden wordt bereikt in een dergelijke brede sector van een stedelijke samenleving, inclusief die van ons.”
Hoe het bestuur zonder koningen en adel was geregeld, valt uit het opgegraven materiaal niet af te leiden, maar misschien wijzen bepaalde gebouwen op een soort buurtraden. Rond 550 begon het verval van de stad, waardoor is niet helemaal duidelijk. Niets wijst echter op een buitenlandse invasie. Dat maakt het waarschijnlijker dat interne sociale conflicten tot de ondergang van Teotihuacán hebben geleid.
Overwinning Hernán Cortés
Het tweede voorbeeld van egalitarisme en democratie dateert van zo’n duizend jaar later. Over Tlaxcala, ongeveer 120 kilometer van de Azteekse hoofdstad Tenochtitlan, bestaan zowel archeologische gegevens als schriftelijke bronnen. Tlaxcala speelde en cruciale rol bij de overwinning van conquistador Hernán Cortés in 1521 op de Azteken. Eerst verzetten de bewoners van Tlaxcala zich samen met de Azteken, hun erfvijanden, tegen de Spanjaarden. Vervolgens verbraken zij die samenwerking om juist Cortés tegen de Azteken te steunen. Cortés schatte de bevolking van Tlaxcala en de landelijke omgeving op 150.000 mensen. Hij schreef aan keizer Karel V: “De tot dusver onder het volk waargenomen regeringsvorm lijkt erg op die van de republieken van Venetië, Genua en Pisa, want er is geen soevereine opperheer.”
Dat idee wordt bevestigd in meerdere Spaanse bronnen uit de zestiende eeuw. De belangrijkste daarvan is de Crónica de la Nueva España, rond 1560 geschreven door Francisco Cervantes de Salazar, een van de eerste rectoren van de universiteit van Mexico. Hij moet in die tijd Tlaxcala hebben bezocht en met betrokkenen bij de strijd rond 1520 hebben gesproken. Mede door Salazars slechte verstandhouding met het hoofd van de Inquisitie is zijn kroniek destijds weggemoffeld en pas in 1911 gevonden. In de kroniek beschreef Salazar de afwegingen van Tlaxcala om zich wel of niet bij Cortés aan te sluiten na discussie in een soort parlement. Volgens Salazar waren onder de leden daarvan ervaren politici die hun standpunten uitstekend konden beargumenteren.
Openbare beschimping
Het verhaal van Salazar wordt bevestigd door broeder Toribio de Benavente (ook wel Motolinía genoemd) in zijn Historia de los Indios de la Nueva España uit 1541. Hij stelde duidelijk dat Tlaxcala niet werd bestuurd door een koning, maar door een raad van verkozen functionarissen die verantwoording aflegden aan de bevolking als geheel. Helaas is niet vermeld hoe dat kiezen en verantwoording afleggen in z’n werk ging. Wel schreef Motolinía dat dat ambitieuze machtsbeluste types in de raad niet welkom waren. De leden waren juist ondergeschikt aan de bewoners van de stad. Kandidaten moesten allerlei proeven ondergaan, zoals een openbare beschimping als vergelding voor ambitie en een lange periode van isolatie met onthouden van slaap, aderlaten en een stevige ethische scholing.
Ook met deze bronnen blijven er allerlei vragen. Functioneerde het allemaal redelijk democratisch of was het toch meer een aristocratisch bestuur, gekozen door de rijkere inwoners? En hadden vrouwen hierbij ook iets in te brengen? Mooi is wel dat archeologisch onderzoek het idee van een soort democratie in Tlaxcala ondersteunt, al vanaf de veertiende eeuw. Er is nergens een paleis of een centrale tempel te bekennen. Wel zijn er goede woningen aangetroffen, gebouwd volgens een “uniforme hoge standaard.” Dat doet denken aan de experimenten met stedelijke sociale ontwikkeling van duizend jaar eerder in Teotihuacán.
Activisme
Het zijn interessante voorbeelden, maar we weten niet of dit echt uitzonderingen waren of dat zulke enigszins democratische en egalitaire verhoudingen in precolumbiaans Midden- en Zuid-Amerika veel vaker zijn voorgekomen. Misschien zijn de auteurs geneigd om het democratisch gehalte van sommige steden in Mexico en andere delen van de wereld enigszins te overdrijven. De kort voor publicatie van het boek plotseling overleden David Graeber (1961-2020) uit de Verenigde Staten – de laatste jaren hoogleraar in Londen – was niet alleen antropoloog, maar ook anarchist en als activist een van de leiders van de Occupy Wall Street-beweging.
Hij en zijn Britse medeauteur David Wengrow willen met hun boek ook laten zien dat mensen in uiteenlopende plaatsen en tijden hebben getoond dat ze zichzelf kunnen besturen en geen autoritaire leiders nodig hebben. Mensen kunnen hun eigen geschiedenis maken en zich bevrijden van de hiërarchische bureaucratische systemen waarin de mensheid is vast komen te zitten.
Dit perspectief kan tot enige vertekening leiden. Maar het maakte ook mogelijk gebeurtenissen en ontwikkelingen te zien die vanuit het gedetermineerde fasen-perspectief niet werden waargenomen. De onderzoeksgegevens over Midden-Amerika en andere regio’s zetten ook vraagtekens bij het arrogante idee dat de democratie vanuit West-Europa over de wereld is verspreid naar gebieden waar men daarmee geen ervaring had of er niets van begreep. Dat klopt voor de zestiende eeuw al niet. Ook als de raad van Tlaxcala een nogal aristocratisch karakter had, was dat vergeleken met het toenmalige Europa met erfelijke koningen opmerkelijk democratisch.