Twee activisten vertellen in Amsterdam over hun ervaringen
De mijnbouw is een belangrijke inkomstenbron voor veel Zuid-Amerikaanse landen, maar niet iedereen profiteert ervan. Veel mensen en dieren worden getroffen door vervuiling en waterschaarste en de leefomgeving van inheemse gemeenschappen wordt bedreigd. Daarbij gaat het de inheemse bevolking ook om economische vooruitgang, niet alleen om het behoud van de cultuur. In Amsterdam vertelden een Peruaanse en een Boliviaanse activist over hun ervaringen op 8 maart in Casa Migrante, een open huis voor Spaanstalige immigranten in Amsterdam.
José Fachín is student rechten en een belangrijke inheemse leider uit de regio Loreto, in de Peruaanse Amazone. Hier wordt al veertig jaar olie gewonnen. José legt uit hoe het milieu bedreigd wordt door de oude oliepijpleiding door een regio die voor 85 procent uit bos bestaat en waar 27 verschillende inheemse volken wonen. “Alleen al in 2016 waren er twaalf grote olielekken.”
Jhonny Terrazas is trainer bij de organisatie CEPA (Centrum voor Ecologie en Volken in de Andes) uit Oruro, met een kwart miljoen inwoners de vijfde stad van Bolivia. Hij richt zich met zijn organisatie op de gevolgen van de goudmijnbouw in de omgeving. Daarvoor is veel water nodig, wat er mede toe geleid heeft dat het Poopomeer in 2014 volledig is drooggevallen.
José en Jhonny spraken. Zij waren in Europa op uitnodiging van CATAPA, een Belgische vrijwilligersbeweging die zich richt op duurzame ontwikkeling, voornamelijk in Latijns Amerika. Met speciale aandacht voor de bescherming van lokale gemeenschappen tegen de negatieve gevolgen van de mijnbouw.
Olielekken
José, die verbonden is aan de lokale organisatie Putumayo, vertelt dat tot 2014 meer dan dertig procent van de economie van de arme en afgelegen regio Loreto gerelateerd was aan de oliewinning. Hier kwam in 2015 echter verandering in door een scherpe daling van de olieprijzen.
Door het gebied – door de jungle en de bergen naar de kust – loopt een oliepijplijn van 854 kilometer die stamt uit de jaren zeventig en in zo’n slechte staat verkeert dat de oliewinning in het gebied nu bijna stil ligt. Door de olielekken zijn rivieren en beplanting onder een dikke laag olie terecht gekomen en is het drinkwater besmet geraakt, met ziekte en sterfte van mens en dier tot gevolg.
In september 2016 organiseerden inheemse groepen een protest bij het oliepompstation bij Saramurillo, dat niet minder dan 117 dagen zou duren. In december bezocht de Peruaanse premier Zavala het gebied en werd een – historisch? – akkoord gesloten. Op de agenda stonden onder andere de modernisering en het onderhoud van de oliepijplijn, het opruimen van gelekte olie, het instellen van een waarheidscommissie, compensatie voor de bewoners en het decriminaliseren van de protesten.
José legt uit dat er veel factoren meespelen in de problematiek: machtsongelijkheid, corruptie, discriminatie, onenigheid, lage olieprijzen en weinig wisselwerking tussen culturen. Hij ondervond de repressie aan den lijve toen hij in 2008 na een vreedzaam protest werd opgepakt door de politie, maandenlang vastgezet, gefolterd en later alsnog vrijgesproken. Hij zoekt internationale samenwerking en solidariteit met bijvoorbeeld de inheemse bevolking van de Amerikaanse staat Dakota die protesteert tegen de aanleg van een pijplijn door haar leefgebied.
Zoutvlakte
Jhonny concentreert zich vooral op de ecologische ramp die zich in de buurt van de Boliviaanse stad Oruro voltrekt: het droogvallen van het Poopomeer. In de buurt van Oruro zijn twee goudmijnen: Kori Kollo en Kori Chaca. Het zijn geen ondergrondse, maar open mijnen. Naast ontbossing en verlies aan biodiversiteit door ziekte en deformatie heeft de goudwinning – waarbij zware metalen vrijkomen – vervuiling van het drinkwater voor mens en dier veroorzaakt.
Voor goudwinning is veel water nodig. De goudmijnen bij Oruro verbruiken zelfs meer water dan de bevolking van de hele stad. Samen met de klimaatverandering en het natuurverschijnsel El Niño heeft dit ertoe geleid dat in 2014 het Poopomeer volledig droogviel en in een zoutvlakte veranderde. Een ecologische ramp, waarbij miljoenen vissen en duizenden vogels de dood vonden.
Regenwater
Ook de sociaaleconomische gevolgen zijn groot. De landbouw is zwaar getroffen, waardoor veel mensen naar andere delen van Bolivia zijn getrokken om werk te zoeken. Dat geldt vooral voor de Uru- en de Aymaravolken, die leefden van visserij. Weer anderen, die leefden van de verwerking van schapenwol, zien de hoeveelheid en kwaliteit van de wol achteruitgaan.
Jhonny’s organisatie CEPA in Oruro streeft naar “culturele en ecologische rechtvaardigheid”. Ze doet dit door middel van communicatie en documentatie, sociale controle op de mijnbouw en monitoren van het Poopomeer en ook het bedreigde Uru-Urumeer en het stroomgebied van de Desaguadero-rivier. CEPA doet dit samen met de organisatie van lokale gemeenschappen CORIDUP.
Naast actievoeren, lobby en bewustwordingsactiviteiten werkt CEPA mee aan alternatieve vormen van watervoorziening. In de afgelopen vier jaar zijn in zes gemeenschappen 36 watertanks geplaatst die regenwater opvangen en die – gedurende acht maanden per jaar – acht liter per persoon per dag leveren. De lokale gemeenschappen worden actief bij dit project betrokken.
Satelietbeelden
José eindigt met een blik op de toekomst. Hij vraagt zich af of oliewinning in de Amazone wel een levensvatbare activiteit is, met de lage olieprijzen en de klimaatverandering? Jhonny is evenmin optimistisch. De Boliviaanse regering beweert dat het Poopomeer zich weer vult en wijst op recente satellietbeelden. Het blijkt echter maar acht centimeter diep. De meerderheid van de bevolking heeft in 2016 ‘Nee’ gestemd in een referendum over het herkiesbaar stellen van de huidige linkse president Evo Morales, maar Jhonny betwijfelt of een andere president het beter zou doen. “Beter krijgen we niet, met een rechtse regering wordt het slechter”. Hij betreurt ook het gebrek aan persvrijheid en dat het grootste deel van de Boliviaanse pers in handen is van de economische elite.
Volgens José kunnen bedrijven niet op de huidige manier doorgaan, omdat ze niet hebben gezorgd voor de ontwikkeling van de regio. Hij wijst erop dat de inheemse bevolking ook vooruitgang wil, net als de rest van de Peruanen. Het gaat er niet alleen om de inheemse cultuur te behouden. Tegelijk is het moeilijk het gezamenlijk eens te worden met zoveel verschillende bevolkingsgroepen met elk hun eigen taal en cultuur. José benadrukt tot slot het belang van internationale samenwerking en het bereiken van de (sociale) media.
Meer informatie:
CATAPA: www.catapa.be
Jhonny Terrazas: www.cepaoruro.org
José Fachín: www.putumayo.be
Interview met José door The Guardian: https://www.theguardian.com/environment/andes-to-the-amazon/2016/sep/27/perus-president-amazon-indigenous-protestors
Casa Migrante (www.casamigrante.com) is een open huis voor mensen met een Spaanstalige achtergrond in Amsterdam. Het ontstond in 1961 vanuit de katholieke kerk, en helpt Spaanstalige migranten hun weg te vinden in de Nederlandse samenleving. Dit gebeurt door een combinatie van gastvrijheid en praktische hulp op maatschappelijk en juridisch gebied.