Er liggen kansen voor vertalers en uitgevers!
De kleine bibliotheek in het dorp waar ik opgroeide was gevestigd in een bovenwoning: een kamer stond vol met kinderboeken en anderhalve kamer was gevuld met boeken voor ’volwassenen’. Gelukkig kon je als middelbare scholier ook al in die tweede ruimte terecht. En het was daar dat ik kennis maakte met de Latijns-Amerikaanse literatuur: Afval en dorre bladeren van Gabriel García Márquez. Boeken van Boliviaanse schrijvers ontbraken, al stond er wel een boek in de kast dat zich afspeelde in Bolivia: Boliviaans Dagboek van Ernesto Che Guevara. Het was het begin van de jaren zeventig van de vorige eeuw en Che was hip! Van het dagboek is mij niets bij gebleven, maar Afval en dorre bladeren betekende het begin van een nog altijd durende liefde voor Latijns-Amerikaanse schrijvers.
Dat er in de dorpsbibliotheek geen Boliviaanse boeken waren had niet te maken met de geringe omvang van de leeszaal. Er was gewoon praktisch geen Boliviaanse literatuur in het Nederlands vertaald. Is er in de afgelopen vijftig jaar iets veranderd? Of zijn Boliviaanse schrijvers alleen voor Spaanstaligen toegankelijk? Ik besluit wat speurwerk te doen en begin bij mijn eigen boekenkast.
Demonstratie eindigt in Bloedbad
Tot mijn verrassing blijk ik toch vertaald werk in huis te hebben. Het gaat om een verhaal in de bundel Korte verhalen uit Afrika, Azië en Latijns-Amerika. De bundel is in de jaren tachtig uitgegeven door Het Wereldvenster, in samenwerking met NOVIB en NCOS. NOVIB, nu Oxfam, werkt al tientallen jaren aan het vergroten van de bekendheid van schrijvers uit de continenten waar de ontwikkelingsorganisatie actief is. Dat heeft een indrukwekkende lijst schrijvers opgeleverd, waaronder bekende namen zoals de Haïtiaanse Edwidge Danticat en de Colombiaanse auteur Héctor Abad.
In de bundel met korte verhalen, uitgegeven in 1984, staat een verhaal van Walter Montenegro, Bloedbad. Het is in 1947 in Bolivia verschenen in de bundel Los Últimos (De Laatsten). De in 1912 in Cochabamba geboren Montenegro was onder meer journalist, diplomaat en minister van Cultuur en Informatie. Hij genoot in Bolivia vooral bekendheid met zijn niet-literaire werk, in tegenstelling tot het buitenland waar wel aandacht was voor zijn twee verhalenbundels, getuige ook de opname van Bloedbad in de NOVIB-uitgave. Twee jaar geleden zijn Montenegro’s verhalenbundels in Bolivia opnieuw uitgegeven en werd bij de presentatie ervan beschreven waarom zijn werk nog altijd de moeite van het lezen waard is. Hij was in zijn tijd vernieuwend door de keuze van onderwerpen, maar vooral ook door zijn taalgebruik. En juist dat laatste maakt dat zijn verhalen ook vandaag de dag nog zeer leesbaar en actueel zijn. De verhalen in de bundel Los Últimos spelen zich meest af in een stedelijke omgeving en gaan over mensen die gevangen zitten in saai en monotoon werk. Zij zijn de laatsten die nooit de eersten zullen worden. Het verhaal Bloedbad is daar een voorbeeld van. Het vertelt hoe een demonstratie van mijnwerkers, in een poging betere arbeidsomstandigheden af te dwingen, eindigt in een slachtpartij. Én het thema past ook goed bij de boodschap die Novib wilde overbrengen, over het verzet en de organisatie van de arme bevolking in ontwikkelingslanden.
Adolescentie is oorlog
Maar ja, bescheiden herwaardering van het werk van Montenegro in Bolivia betekent niet dat zijn andere verhalen nu ook in het Nederlands vertaald zullen worden. Speurwerk op het internet levert namelijk bar weinig vertaalde auteurs op. De Bolivianen zijn er niet in geslaagd om mee te liften op de populariteit van Latijns-Amerikaanse schrijvers gedurende de afgelopen vijftig jaar. En dat geldt niet alleen de Bolivianen. Ook auteurs uit Ecuador, Paraguay, Uruguay en de meeste Midden-Amerikaanse landen zijn weinig vertaald. En het feit dat Mario Vargas Llosa in 2010 de Nobelprijs voor literatuur won heeft niet geleid tot een hausse aan vertalingen van Peruaanse schrijvers. Hoe komt dat? Spreekt hun werk Europeanen (want Nederland is hierin niet uniek) niet voldoende aan? Of heeft het gewoon te maken met het risico dat uitgevers blijven zitten met grote stapels niet-verkochte boeken van onbekende auteurs? Het is voor onbekende Nederlandse schrijvers al moeilijk om verkocht te worden, dus laat staan voor buitenlandse.
Toch is er misschien sprake van een voorzichtige kentering. De Spaanse krant El País schrijft met enige regelmaat over jonge Boliviaanse auteurs, zoals in een artikel van februari vorig jaar. Hierin stelt de Mexicaanse journalist José Pablo Criales dat de Boliviaanse literatuur de afgelopen tien jaar afstand van zichzelf heeft genomen. De literatuur in de twintigste eeuw werd nog gekenmerkt door realisme en sociale betrokkenheid, zoals in het werk van Walter Montenegro, maar de nieuwe generatie heeft dit de rug toegekeerd. Echter, ondanks het feit dat hun wereld er vaak een is van sciencefiction, horror en fantasy, vind je in hun werk toch kenmerkende elementen van de Boliviaanse samenleving. Racisme en de regionale scheidslijnen, het machismo en caudillismo, en de kloof en het onbegrip tussen de verschillende sociale klassen dateren al van lang voor de komst van Evo Morales of de huidige politieke crisis. Misschien minder expliciet dan bij hun voorgangers, maar deze thema’s komen ook bij de huidige generatie schrijvers aan de orde.
Een voorbeeld is Rodrigo Hasbún, in 1981 geboren in Cochabamba en in 2010 door het Britse literaire tijdschrift Granta uitgeroepen tot een van de beste Latijns-Amerikaanse schrijvers onder de 35 jaar. Zijn oeuvre bestaat inmiddels uit een drietal bundels van korte verhalen en drie romans. Zijn tweede roman, Los afectos, verscheen in 2015 en is in tien talen, waaronder het Nederlands, vertaald: Woeste jaren. In 2019 verscheen zijn nieuwste boek, Los años invisibles (De onzichtbare jaren), dat (nog) niet in het Nederlands is vertaald. Deze roman is gebaseerd op zijn jeugd, in de tijd van de privatisering van het water in Cochabamba, dat met enorme prijsstijgingen gepaard ging. De boeren en arbeiders slaagden er door protesten en stakingen in de regering op andere gedachten te brengen en uiteindelijk kwam het water onder publiek beheer. Een politiek en sociaal thema. Toch is het centrale onderwerp in de roman niet de oorlog om het water, maar de groei naar volwassenheid van de personages. “Adolescentie is oorlog en liefde tegen alles en iedereen,” zegt Hasbún.
Macondo of McOndo
Ik speur verder en ontdek het schrijversechtpaar Liliana Colanzi en Edmundo Paz Soldán. Beiden zijn werkzaam als professor Latijns-Amerikaanse literatuur aan de Cornell universiteit in Ithaca, New York. Ook Paz Soldán is geboren in Cochabamba, in het jaar 1967, maar zijn werk is niet in het Nederlands vertaald. Hij wordt gerekend tot de McOndo generatie.
De naam McOndo (naar de gelijknamige bloemlezing van de Chileense schrijvers Alberto Fuguet en Sergio Gómez (1996) verwijst naar het dorp Macondo uit de boeken van Gabriel García Márquez én naar McDonald’s en Macintosh. De McOndo beweging is een reactie op het magisch realisme dat sinds de zestiger jaren de Europese perceptie van de Latijns-Amerikaanse literatuur beheerste. McOndo schrijvers nemen het urbane leven als uitgangspunt in plaats van het bestaan op het platteland. Natuurlijk klopt het dat de meerderheid van de bevolking van Zuid- en Midden-Amerika nu in de stad woont, maar zelf blijf ik een zwak hebben voor het rurale magisch realisme. Misschien omdat de mensen en gebeurtenissen in het Ecuadoraanse dorpje waar ik een paar jaar woonde rechtstreeks uit de boeken van García Márquez kwamen: magisch misschien, maar zo reëel als maar mogelijk was.
In het werk van Paz Soldán vloeit realisme samen met sciencefiction en fantasy. Zoals in de verhalenbundel Las visiones (De beelden) uit 2016, waarin hij teruggrijpt op een van zijn bekendste romans, Iris. Iris en de verhalen in Las Visiones spelen zich af in de niet heel verre toekomst. De setting is een vergiftigd land waar een koloniserende macht de dienst uitmaakt en de bevolking, in naam van een mythische godheid, strijdt voor onafhankelijkheid. Niet verwonderlijk dat sommige recensenten toch een link met het magisch realisme van de vorige eeuw zien. En toch wel verbazingwekkend dat deze schrijver, door Mario Várgas Llosa de meest creatieve van de nieuwe Latijns-Amerikaanse schrijvers genoemd, nog altijd niet in het Nederlands vertaald is. Vertalers en uitgevers: grijp jullie kans!
Wel vertaald is zijn vrouw Liliana Colanzi, geboren in 1981 in Santa Cruz. In het kader van deze special over Bolivia publiceren we een recensie van haar verhalenbundel Nuestro Mundo Muerto (Onze dode wereld), verschenen in 2019. Ook Colanzi zoekt het in de wereld van sciencefiction en fantasy, gemengd met een vleugje horror, geïnspireerd door de gothic novels van Edgar Allan Poe. Toch verloochent ook Colanzi haar oorsprong niet, getuige de invloeden van inheemse tradities in haar verhalen.
Mijn speurtocht heeft niet veel Boliviaans vertaald werk opgeleverd, maar ik ontdekte dat Bolivia zeker geen literaire woestijn is. Boeken die tot de literaire canon van het land behoren, zoals Juan de la Rosa (1885) van Nataniel Aguirre of Íntimas (1913) van Adela Zamudio zijn nauwelijks vertaald, laat staan in het Nederlands. En van de prozaschrijvers uit de twintigste eeuw vond ik alleen het verhaal van Walter Montenegro.
Mind-blowing, maar dood
Doen Boliviaanse uitgevers wel hun best om hun auteurs in het buitenland te promoten? In een blog op de site van uitgeverij Lebowski doet een bezoekster van de Frankfurter Buchmesse verslag van ontmoetingen met uitgeverijen uit kleine of onbekende landen. Ze sprak er met Gonzalo van een uitgeverij van graphic novels, vooral horror en manga, populaire genres in Bolivia. “Graphic novels zijn heel populair in Bolivia, onze publicaties verkopen beter dan veel romans.” Gevraagd naar de belangrijkste traditionele schrijver springt een vrouwelijke collega hem bij: “Jaime Saénz. Hij is geweldig, hij schrijft donkere romans en korte verhalen, uit het verleden van Bolivia. Over op het eerste gezicht hele normale mensen, maar met een heel duistere achtergrond. Mind-blowing.” Als de collega wegloopt zegt Gonzalo: “Hij is dood.”
Deze bijdrage is onderdeel van de special Bolivia, voorjaar 2021