Interview met Samanta Schweblin over haar verhalenbundel Mond vol vogels
In de verhalenbundel Mond vol vogels van Samanta Schweblin (1978) krijgt elk personage te maken met het onverwachte, zo lezen we op de omslag. In twintig verhalen schetst de Argentijnse schrijfster verschillende werelden waarin personages het leven proberen te vatten en te beleven, soms in alledaagse situaties, soms in absurdistische omstandigheden. Schweblin woont in Berlijn. La Chispa interviewde haar per e-mail.
We zijn bezig met een special over Argentinië. Wat betekent Argentinië voor u en hoe beïnvloedt het u in uw schrijven?
“Argentinië blijft mijn land, mijn huis, mijn vrienden en familie. Ik heb nu ook vrienden en familie in Berlijn, waar ik woon. Maar het idee van een thuis en ergens thuishoren blijft verbonden met Argentinië. Ik ben een Argentijnse schrijfster die in Berlijn woont en ik geloof dat het altijd zo zal blijven. Ik stel mezelf regelmatig de vraag hoe en in welke mate dat mijn schrijven beïnvloedt, maar die kan ik niet beantwoorden. Het is onmogelijk te weten wat voor soort schrijfster ik zou zijn geweest als ik in Argentinië was gebleven. Op zich maakt dat me niet bang, maar wat me wel zorgen baart is mijn Argentijnse taalgebruik, typisch voor Buenos Aires. Dat is inmiddels al zo sterk beïnvloed door al die andere Spaanstaligen uit Spanje en Latijns-Amerika die hier bij in Berlijn wonen, dat het zijn kleur verliest.”
U woont in Berlijn, buiten Argentinië. Hoe beïnvloedt deze ervaring uw leven als schrijfster?
“Het geeft natuurlijk afstand, perspectief, en maakt dat ik veel dingen relativeer die voor mij vroeger vaststonden. Maar het inspireert ook een nostalgisch gevoel, dat ik niet zie bij mijn Argentijnse tijdgenoten. Het is als verdriet, terugverlangen naar een wereld die me ontsnapt, alsof die daar niet meer was, terwijl die er in werkelijkheid nog steeds is. Ik geloof niet dat dat iets slechts is, maar ik neem het waar. Praktisch gezien is het ook makkelijker om in Europa te wonen wanneer ik moet meewerken aan vertalingen, boekenbeurzen en lezingen. Mijn familie woont in het zuiden van Argentinië, in Lago Puelo. Als ik naar ze toe wil, moet ik minimaal drie vliegtuigen nemen en daarna een busrit van drie uur. Het is echt onmogelijk om zo’n leven als ‘reizende schrijfster’ te leiden als je op zo’n afgelegen plek woont. En toch, wat vind ik het heerlijk om daar te zijn! De rust te voelen dat alles zo ver weg is dat het altijd beter is om er te blijven.”
Uw boeken zijn vertaald in meer dan dertig talen. Hoe is uw interactie met vertalers en lezers geweest die niet Argentijns zijn?
“Bijna veertig talen, maar niet al mijn boeken zijn in al die talen vertaald. Maar ik zou graag verduidelijken, ten gunste van het genre van het verhaal, dat het niet altijd mijn romans zijn die het meest vertaald worden. Misschien wel in ‘grote’ talen als Engels, Duits, Frans en Italiaans, maar in China bijvoorbeeld, of Rusland, worden ook veel verhalen gelezen. De relatie met vertalers hangt grotendeels van henzelf af. Soms benaderen ze me, sturen een lijst met twijfels of suggesties. Met sommige vertalers heb ik zelfs korte ontmoetingen. Maar met verreweg de meeste vertalers heb ik nooit contact. Dat is tamelijk verontrustend voor een schrijver, want wanneer we schrijven denken we soms zo lang na over één enkel woord (het komt zelfs voor dat we er maanden over doen om te beslissen of het de ene uitdrukking wordt of de andere, de ene naam of de andere, een punt of een nieuwe alinea). Het is een vreemd idee dat iemand anders dit soort beslissingen neemt over een boek waar jouw naam op staat. Ik probeer er niet te veel over na te denken. Ik vertrouw erop dat de uitgevers van mijn vertalingen streven naar het beste resultaat.
Wat betreft de lezers, hoe verder ze van mij af staan (letterlijk of cultureel gezien), hoe meer het me ontroert wanneer ze me enthousiast benaderen bij lezingen, met zoveel dankbaarheid en verwachtingen. Het moet iets universeels zijn in die verhalen wat maakt dat wij die band voelen. Een band die me altijd wonderbaarlijk voorkomt, alsof er, toen die lezers het boek lazen, iets is gebeurd wat groter is dan ik.”
Als ik het goed begrepen heb, heeft u Beeld en geluidsontwerp gestudeerd. Hoe bent u begonnen met schrijven en hoe heeft uw studie uw ambacht als schrijver beïnvloed?
“Ik begon te schrijven als klein meisje. Ik heb mijn eerste verhalen geschreven toen ik twaalf, dertien jaar was. Mijn opa las me poëzie voor en al in mijn vroegste herinnering lazen mijn ouders me verhalen voor bij het slapengaan. De oefening van het vertellen van iets wat je ‘verzint’ en de gewoonte om naar zo’n verhaal te luisteren met dezelfde aandacht en fascinatie die we voor de werkelijkheid hebben, die koesterde ik al op heel jonge leeftijd.
Ik heb filmkunde gestudeerd omdat ik daar een meer praktische omgeving dacht te vinden om voortdurend de vraag te stellen: hoe vertel je een verhaal? Het schrijversvak was meer een theoretische optie. Maar toen ik filmkunde studeerde heb ik meegedaan aan veel workshops en literaire avonden. Ik geloof dat ik daar het meeste heb geleerd. De film heeft me ongetwijfeld beïnvloed, met zijn beelden, verwijzingen en vertelritmes. Maar tijdens mijn hele filmloopbaan was ik me er heel bewust van dat ik studeerde wat ik studeerde om te schrijven, niet om filmregisseur te worden.”
Is er een verschil tussen het schrijven van verhalen en een roman?
“Er zijn zeker veel verschillen, maar dat zullen uiteindelijk altijd theorieën en trends zijn in het perspectief van elke afzonderlijke auteur. Die verschillen kunnen heel onbetrouwbaar zijn. Uiteindelijk vraag ik me af of we niet eenvoudigweg moeten accepteren dat het ene in het verlengde ligt van het andere. Als ik een idee heb, denk ik niet in termen van genre, weet ik niet of het een verhaal of een roman wordt. Ik ga door met het idee zoals een vos een spoor volgt, het loopt door als een lotsbestemming, een uitvloeisel, dat voordien al vastligt in de kiem van een verhaal.”
U heeft verschillende literaire prijzen gewonnen. Wat betekent dit voor u?
“In mijn ervaring beïnvloeden ze het schrijven niet te veel. Vanuit praktisch oogpunt kosten sommige prijzen misschien wat tijd, maar als het om een geldprijs gaat kan je er ook veel tijd mee vrijmaken om te schrijven. En uiteindelijk is schrijven vooral iets wat ik voor mezelf doe, iets waar ik behoefte aan heb. Dus ik denk dat ik blijf schrijven, of ik nou prijzen krijg of niet. Ik houd van het idee dat een prijs iets is wat mijn boek overkomt, niet zozeer mijzelf.”
Verhalen als ‘De razernij van de pest’, ‘In de steppe’ en ‘Op weg naar de vrolijke beschaving’ zijn gesitueerd in landschappen ver weg van alles, die bestaan in een land als Nederland. Hoe legt u deze wereld uit aan een Nederlandse lezer?
“Ze bestaan in een land als Nederland, maar ook ergens in Argentinië. Het zijn de materiële, fysieke bouwstenen, referenties waarmee de lezer de wereld, die hem wordt voorgesteld, opbouwt. Woorden roepen, in tegenstelling tot filmbeelden, de persoonlijke wereld van de lezer op. Een woord roept iets op, en wij reageren daarop met onze persoonlijke levenservaring. Als ik zeg ‘het huis was oud maar rechtschapen’, dan zal iedereen zich daar een idee bij vormen. Ik speel graag met die materialen van de lezer omdat ik vind dat dat iets heel levendigs en intiems heeft, en omdat ik er dol op ben dat de auteurs die ik het meest bewonder, erin slagen om mij, wanneer ik ze als lezeres lees, dingen te tonen die ik bijna kan aanraken, zo nabij voelen ze.”
In verhalen als ‘Hoofden tegen het asfalt’ en ‘De zware koffer van Benavides’ neemt kunst een hoofdrol in. Wat is de rol van kunst in uw ogen?
“Ik ben dol op kunst, ik kom uit een familie van beeldend kunstenaars, ik geef me eraan over en laat me ontroeren. Maar wat betreft fictie interesseert me vooral het bedrog, hoe vals en pretentieus kunst kan zijn, de schade die het kan veroorzaken als het niet echt is en in plaats daarvan geprogrammeerde bedoelingen heeft. Dan wordt kunst net zo gewelddadig als vele andere vormen van geweld waar we dagelijks onder lijden. Ik geloof bovendien dat we kunst moeten ontheiligen, democratiseren. We moeten bijvoorbeeld begrijpen dat literatuur niet bestaat zonder te worden gelezen en dat er daarom geen werk is zonder lezer, de lezer heeft de leiding, in zijn of haar verbeelding speelt zich een groot deel van het verhaal af, wat dat ook is.”
In het verhaal ‘Onder de grond’ verdwijnen kinderen. In hoeverre is er een parallel met de verdwenen kinderen van de Argentijnse dictatuur?
“In die zin heb ik het helemaal niet bedoeld. Dat geldt ook voor het verhaal ‘Een hond doden’, waarover ze me deze vraag soms ook stellen. Die bedoeling heb ik er niet mee gehad, maar als zulke betekenissen aan die verhalen worden toegekend, dan ga ik daar niet tegenin. Het zijn verhalen vol betekenis en het is de lezer, met zijn of haar vooroordelen, opvattingen over de wereld en culturele bagage, die ze naar eigen inzicht aan de verhalen hecht of ze ervan losmaakt. Ik ben geboren toen de laatste Argentijnse dictatuur begon, en ik was te klein om te begrijpen wat er aan de hand was. Maar als je de situatie niet begrijpt, betekent dat niet dat je de angst niet voelt, het gevaar, of de dreiging van geweld om je heen. Verklaringen ontbreken, alles lijkt in stilte te gebeuren, maar je weet dat in de duisternis een soort monster verborgen moet zijn en dit is uiteindelijk iets wat wordt gezegd over bijna alles wat ik schrijf. Wat ik zeggen wil, is dat dit verleden, hoewel ik er niet aan denk wanneer ik schrijf, duidelijk zijn stempel op mij heeft gedrukt.”
Het verhaal ‘Conserven’ komt op mij over als een omgekeerde zwangerschap, misschien iets dat ik interpreteer als het taboe van geen kinderen willen. Wat vindt u van deze lezing?
“Het gaat niet om geen kinderen willen, maar om het recht om te kiezen wannéér. In dat verhaal gaat het veel over tijd, over de mogelijkheid om de volgorde waarin bepaalde gebeurtenissen plaatsvinden te veranderen, afgezien van de wens om wel of niet moeder te worden.”
Hoe kreeg u het idee van het verhaal ‘Mond vol vogels’?
“Dat idee kreeg ik door een afbeelding, ik geloof reclame op straat, al weet ik niet meer wat. Een tienermeisje sloeg haar hand voor haar mond en keek met wijdgeopende ogen de camera in. Ik bleef naar haar kijken en bedacht dat moeilijk was om erachter te komen waarom ze haar mond bedekte. Maar hoewel ze zich schaamde voor iets wat ons onbekend bleef, was duidelijk dat ze genoten had van wat ze net had gedaan en dat ze het meteen weer zou doen. Ik herinner me dat ik een paar dagen rondliep met dat beeld in mijn hoofd. Op een dag schreef ik een ander verhaal, dat er niets mee te maken had. Het ging gewoon over een gescheiden man die thuis televisie keek. Ik ging zitten schrijven zonder meer van die man te weten, dat doe ik vaak. Ik houd ervan om soms een heel wijs advies van Tsjechov te volgen: geef je over aan de situatie, volg je personage, dan zal er vroeg of laat iets gebeuren. En tegen de tijd dat ik besefte dat de man die ik volgde, de vader was van het tienermeisje dat haar hand voor haar mond had geslagen, begreep ik ook wat ze net gedaan had en waarom ze zich zo schaamde.”
Samanta Schweblin, Mond vol vogels, Meridiaan Uitgevers, Amsterdam, 2023, ISBN 9789493169234, 244 pag., €21,99, vertaling: Elvira Veenings
Foto van de auteur is gemaakt door Stefan Klüter
Lees ook onze recensie van Mond vol vogels
Dit artikel is onderdeel van de Argentinië Special, oktober-november 2023