Tentoonstelling in Joods Historisch Museum Amsterdam
In de Keizerstraat in Paramaribo staan een synagoge en een moskee gebroederlijk naast elkaar. Een jaar of tien geleden filmde een televisieploeg daar een discussie tussen een vrouw uit Israël en Surinaamse joden. De Israëlische vond dat de joden de moslims als vijanden moesten zien, maar haar Surinaamse geloofsgenoten voelden daar niets voor: “Het zijn onze buren, onze vrienden, we kennen elkaar al heel lang, we nodigen elkaar uit voor onze lezingen en feesten, en dat willen we graag zo houden.”
Deze in 1723 gestichte synagoge laat nog iets zien van de belangrijke rol die joden hebben gespeeld in de geschiedenis van de Nederlandse Cariben. Aan het einde van de achttiende eeuw bestond bijna de helft van de blanke Europese bevolking van Suriname uit joden en van Curaçao een derde deel. Voor het eerst is hier een grote overzichtstentoonstelling aan gewijd: Joden in de Cariben. Vier eeuwen geschiedenis in Suriname en Curaçao, in het Joods Historisch Museum in Amsterdam.
Slavenarbeid
Voordat Sefardische (uit Spanje en Portugal gevluchte) joden vanuit de Nederlandse Republiek de overtocht naar de Cariben maakten, trok een aantal van hen al naar noordoost Brazilië. Daar was tussen 1624 en 1654 een Nederlandse kolonie gevestigd bij Recife en Olinda. De joden waren vooral actief in de handel – mede door hun Spaans-Portugese achtergrond hadden ze veel internationale contacten – en de suikerteelt. Daar genoten ze grotere vrijheden op godsdienstig en ander gebied dan in de voor Europese begrippen al zeer tolerante Republiek. Toen de Portugezen het gebied in 1654 heroverden, moesten ze echter binnen drie maanden vertrekken.
Ook in Suriname, sinds 1667 in Nederlandse handen, hadden joden grotere vrijheden en meer rechten dan waar ook ter wereld. Volledige vrijheid van godsdienst, eigen rechtspraak en zelfbestuur in een gebied, 50 kilometer van Paramaribo, dat bekend werd als de Jodensavanne. Al waren er ook uitingen van antisemitisme en probeerden, net als eerder in Brazilië, strenge Calvinisten die vrijheden in te perken. In de Jodensavanne waren de joden eigenaren van de suikerplantages, die volledig gebaseerd waren op slavenarbeid. Deze ongeveer duizend joden vormden destijds de grootste joodse gemeenschap in heel Amerika. Na een grote financiële crisis vertrokken de meeste joodse plantagebezitters eind achttiende eeuw naar Paramaribo. Daar hadden zich inmiddels ook armere Hoogduitse of Asjkenazische joden gevestigd, die via Nederland uit Oost-Europa waren gekomen. Net als Amsterdam kent Paramaribo een Jodenbreestraat. De Surinaamse joden hebben zich veel vermengd met andere bevolkingsgroepen, onder andere door seksuele relaties van slavenhouders met slavinnen. Daardoor was het vaak onduidelijk wie er precies als jood beschouwd moest worden en hebben veel Surinamers joodse voorouders.
Madurodam
Op Curaçao, in 1634 door Nederlanders veroverd, werkten joden meer in de handel dan als plantage-eigenaren en slavenhouders. Velen behoorden tot het rijkere deel van de bevolking, zoals de familie Maduro die grote belangen had in handel en scheepvaart. Na 1945 gaf een echtpaar Maduro het startkapitaal om Madurodam in Den Haag te stichten, ter nagedachtenis van hun in het Duitse concentratiekamp Dachau omgekomen zoon en verzetsstrijder George. Nog in 1930 was de helft van de winkels in de belangrijkste winkelstraat van Willemstad in joodse handen. In die tijd vestigden zich veel armere Oost-Europese joden daar, gevlucht voor vervolging. Anders dan in Suriname vermengden de joden op Curaçao zich veel minder met andere bevolkingsgroepen.
Tentoonstelling
Joden zijn het onderwerp van de tentoonstelling, maar het is ook een tentoonstelling over belangrijke aspecten van de geschiedenis van Suriname, Curaçao en de slavernij. De geschiedenis wordt zichtbaar gemaakt via schilderijen, tekeningen, landkaarten, stadplattegronden, maquettes van synagogen, scheepsmodellen en voor de laatste anderhalve eeuw ook foto’s. Ook religieuze voorwerpen, gebedsrollen en dergelijke zijn te bekijken. Er liggen briefjes waarin arme Amsterdamse joden in de zeventiende en achttiende eeuw aan de joodse liefdadigheid om geld vragen om met hun gezin de overtocht naar Suriname te kunnen maken. Een groot gezin kreeg 300 gulden, een kleiner 140 gulden, maar op voorwaarde dat ze niet binnen vijftien jaar terugkwamen.
Bruidsschat
We zien contracten over koop en verkoop van slaven. In een notariële acte uit 1701 staan ook “12 negerslaven voor de waarde van 220 gulden per stuk” als onderdeel van de bruidsschat vermeld, bijna twee keer zo duur als de koeien van elk 120 gulden. Ernaast ligt een slavenketting. Hoewel de traditionele joodse religieuze wetten voorschriften bevatten over hoe je om moest gaan met slaven, speelde dat bij de joodse slavenhouders nauwelijks een rol. Ze dachten en handelden even koloniaalburgerlijk als de protestantse en katholieke slavenhouders.
Er zijn verschillende geluidsfragmenten te beluisteren. Erg interessant zijn daarbij brieven uit de zeventiende en achttiende eeuw aan familieleden in Nederland. We kennen die omdat ze nooit zijn aangekomen doordat de Engelse oorlogsschepen de schepen hadden gekaapt. De brieven zijn toevallig nooit vernietigd en rond 1980 teruggevonden. Ze geven een beeld van wat mensen bezighield. Iemand schrijft dat hij ‘alle acht negers heeft afbetaald’, een ander over ziektes en onveiligheid. Meestal vragen ze hun familieleden spullen te sturen die ze in Suriname niet kunnen krijgen, zoals bepaalde gereedschappen, maar ook speciale olijven of “drie damesschoenen met hoge hakken”. De briefschrijvers roepen regelmatig God aan, maar verwijzen nauwelijks naar hun joodse achtergrond.
Identiteit
Je kunt ook interviews beluisteren met – oudere – mensen uit Suriname en Curaçao, die zich op een of andere manier joods voelen, soms helemaal en soms een beetje via een voorouder. De steeds kleiner joodse gemeenschap in Suriname raakte met al die vermenging in de knoop met de vraag wie er eigenlijk ‘joods’ was. Volgens traditionele joodse opvatting ben je alleen joods als je moeder joods is, maar in de praktijk waren veel kinderen van een joodse man en een Afrikaanse vrouw (slavin of vrijgelaten) ook in de joodse gemeenschap opgenomen. In de twintigste eeuw was de bloeitijd van de joodse gemeenschap voorbij. Aan het eind van die eeuw was er zelfs veertig jaar geen rabbijn en stond een synagoge op instorten. Een fusie tussen de Sefardische en Asjkenazische synagogen in 1999 bracht nieuw elan. De problemen rond wie er wel of niet jood was werden op vrijzinnige wijze opgelost, er is nu een gemeenschap van ongeveer 150 mensen.
Er is geen catalogus van de tentoonstelling, maar in nauwe samenhang daarmee is een prachtig geïllustreerd boek verschenen: Joden in de Cariben, onder redactie van Julie-Marthe Cohen, die als conservator van het museum de tentoonstelling heeft opgezet. In een tiental toegankelijk geschreven hoofdstukken behandelen deskundige historici aspecten van het grote thema. Dat kan variëren van grote internationale perspectieven tot ‘Traditie en onverdraagzaamheid in Nederlands-Brazilië’, ‘Een joodse arts in het achttiende-eeuwse Suriname’, joden en slavernij en de ontwikkeling van de joodse gemeenschap. Ook zijn de acht interviews opgenomen die je op de tentoonstelling kunt beluisteren. Het is een buitengewoon interessant boek, waarin een uitgebreid register en een verklarende woordenlijst helpen om je weg erin te vinden.
Mij viel vooral op hoe kwesties als jood zijn, joodse identiteit en cultuur in de loop van deze koloniale en migratiegeschiedenis steeds van inhoud en betekenis veranderen. Scherpe grenzen vervaagden, soms trad vermenging op van Afrikaanse en joodse cultuurelementen. Wie er religieus en sociaal wel en niet bij hoorde en op welke manier, wisselde steeds. Dat had behalve met religie en afstamming ook te maken met klassenverschillen en verhoudingen tussen mensen met verschillende huidskleuren, eerst in een slavenmaatschappij en daarna tot voor kort nog steeds koloniale samenleving. Een niet te strakke identiteit biedt kansen om tolerant om te gaan met religieuze en andere verschillen, zoals in het voorbeeld aan het begin van dit artikel.
Joden in de Cariben. Vier eeuwen geschiedenis in Suriname en Curaçao. Joods Historisch Museum, Nieuwe Amstelstraat 1, Amsterdam. Te bezichtigen t/m 14 juni 2015.
Julie-Marthe Cohen (red.), Joden in de Cariben. Zutphen: Walburg Pers, 2015, 240 pag. ISBN 978-90-5730-386-9, € 34,50.
In het kader van de tentoonstelling worden verschillende activiteiten georganiseerd, zoals een lezing op zondag 19 april om 14.30 uur: Hoe duur was de suiker? Joodse plantages in Suriname in de 17e en 18e eeuw. Spreekster is de bekende Surinaamse schrijfster Cynthia McLeod, auteur van de succesvolle historische roman Hoe duur was de suiker?, die de basis vormde voor de recente gelijknamige film.
Meer informatie: www.jhm.nl