Ironische beschouwingen op de Dominicaanse Republiek in de vorige eeuw
“Maar ik moet u waarschuwen, mevrouw, dat in de grondwet is vastgelegd dat de Dominicanen blank zijn, en dit is de reden dat we deze Republiek gevormd hebben, die u niet moet verwarren met die van Haïti, waar het volk mensenvlees eet, Frans creool (patois) spreekt en waar voodoogoden in overvloed zijn”.
Voor de Special Dominicaanse Republiek zou ik iets schrijven over de relatie met buurland Haïti. En ja, dat artikel komt er. Maar op zoek naar materiaal daarover stuitte ik op bovenstaand citaat. Ik vond het in een hoofdstuk over de nationale identiteit van de Dominicaanse Republiek, in de bundel Ethnicity in the Caribbean, samengesteld door Gert Oostindie, uit 1996. Dat boek kwam toevallig op mijn pad, waardoor ik het kon redden van de oud papierbak. Deze tekst maakte me nieuwsgierig naar de bron. Het komt uit het boek Cartas a Evelina van Moscoso Puello. De naam van de schrijver zei me niets, de titel van het boek zo mogelijk nog minder. Wie was Moscoso Puello, en in welk verband deed hij bovengenoemde uitspraak? Ik ging op onderzoek uit.
Uitbundig groeiende generaals
Francisco Eugenio Moscoso Puello werd geboren in 1885 en overleed in 1959. Hij was een van de beroemdste artsen van de Dominicaanse Republiek; zijn naam leeft onder meer voort in een naar hem genoemd ziekenhuis in hoofdstad Santo Domingo. Behalve arts en onderzoeker was hij ook auteur van verschillende boeken, waarvan Cartas a Evelina het bekendste is. Het bestaat uit zesendertig essays die oorspronkelijk afzonderlijk verschenen. De eerste vijf hoofdstukken dateren uit 1913, de periode waar ook het genoemde citaat uit komt. De laatste essays zijn geschreven in de jaren dertig van de vorige eeuw, toen dictator Rafael Trujillo al aan de macht was. Cartas a Evelina werd voor het eerst uitgegeven in 1941 en wordt nog altijd herdrukt en gelezen.
Op internet is het boek in zijn geheel te downloaden en wanneer je het leest, begrijp je waarom dit werk nog niet vergeten is. In de brieven aan de fictieve Evelina beschrijft Moscoso Puello met veel humor en tegelijkertijd veel liefde en kennis zijn geboorteland en landgenoten. Het gaat over de uitbundige natuur en over de Dominicanen die genoeg lijken te hebben aan hun hangmat en slechts dansen, spelen, zich bedrinken en stelen. Maar ook over de hang naar militarisme, getuige het volgende citaat: “Mevrouw, in mijn land moet je onverbeterlijk dapper zijn. Het volk lijdt niet onder de bemoeienis van vreedzame mannen die hun zaken besturen; kinderen hebben alleen respect voor Generaals; vrouwen begrijpen mannen zonder militaire achtergrond niet… Generaals zijn hier een spontaan opkomend gewas; ik heb niet nagegaan onder welke omstandigheden ze floreren; maar het is zeker dat ze te uitbundig groeien.” Kort na het verschijnen van het boek werd Moscoso Puello door dictator Trujillo gevangengezet. Zijn dergelijke teksten de aanleiding geweest tot zijn arrestatie? Blijkbaar durfde Trujillo het toch niet aan deze beroemde arts hard aan te pakken, want hij werd niet alleen weer vrijgelaten maar ook benoemd tot directeur van het ziekenhuis van Santo Domingo.
Luitenant van Pizarro
Moscoso schrijft over politiek en literatuur, over orkanen en filosofie. Hij is zeer belezen en heeft ook iets van de wereld gezien. Hij studeerde in Parijs, waar hij plots op zijn kleur beoordeeld werd. Door een van de artsen in het ziekenhuis waar hij praktijk liep steevast Monsieur Santo Domingó genoemd werd. Iedere ochtend werd hij verwelkomd met Hoe gaat het met u, Monsieur Santo Domingó? Zag deze Monsieur la France hem als een typische representant van zijn land, van de Antillen? Maar Moscoso vindt zichzelf helemaal geen typische Dominicaan. Hooguit misschien waar het zijn kleur betreft. En hij zegt misschien, want “voor veel landgenoten zijn we immers een blank volk, ook al is de meerderheid mulat”.
Moscoso stamt voornamelijk van blanken af, maar is trots op het zwarte deel van zijn afkomst. Aan vaderskant kan hij ver terugkijken langs zijn stamboom: een luitenant van de zestiende-eeuwse Spaanse conquistador Francisco Pizarro heette Moscoso. Aan moederskant ontbreekt die mogelijkheid, “want de zwarten hebben geen geschiedenis of biografen, tenzij hun naam Toussaint Louverture is”.
Haïtiaanse suikerrietkappers
Toussaint Louverture was de held van de Haïtiaanse onafhankelijkheidsstrijd rond 1800. Ook voor Moscoso was Louverture een held. Hij verwijt zijn landgenoten dat ze niet patriottisch zijn in de zin dat het hen ontbreekt aan een vaderlandse held. Dit in tegenstelling tot de Haïtianen, “onze sympathieke buren”, die over Toussaint Louverture beschikken. “Tweeëntwintig jaar hebben we met de Haïtianen samengeleefd. Ze noemden ons hun broeders uit het Oosten.” Deze periode (1822 – 1844) gedurende welke Haïti de voormalige Spaanse kolonie had ingelijfd wordt als een van de oorzaken van de rivaliteit tussen beide landen gezien. Bij Moscoso lijkt hiervan geen sprake. In Cartas a Eveline blijft hij evenwichtig wanneer hij over de relatie tussen beide landen schrijft. In de roman Cañas y bueyes (Suikerriet en ossen, 1936) beschrijft Moscoso de complexe relaties tussen Dominicanen en de Haïtiaanse suikerrietkappers. Danny Méndez, professor aan de Michigan State University, analyseerde het boek en concludeerde dat Moscoso er juist voor kiest om niet over “ons” tegenover de onbekende “zij” te spreken. Tegelijkertijd waakt Moscoso ervoor om de harde kanten van de geschiedenis te ontkennen. Dominicanen en Haïtianen worden in het boek geen vrienden.
Wat betekent dit voor het citaat waarmee ik het artikel begon? Cartas a Evelina is een bij tijden vlijmscherpe analyse van de toenmalige Dominicaanse maatschappij. Moscoso spaart zijn landgenoten niet. Hij schrijft met humor en ironie, en in dat licht moet ook dit citaat worden gelezen. Rest nog de vraag: wie was Evelina? Ik heb het niet met zekerheid kunnen achterhalen. Maar het zou mij niet verbazen als de erudiete Moscoso Puello het boek Evelina, or the History of a Young Lady’s Entrance into the World van Francis Burney had gelezen. Dit boek is een satire op de sociale conventies van de Britse maatschappij in het midden van de achttiende eeuw. Zoals Cartas a Evelina dat ruim honderd jaar later is wat betreft de Dominicaanse samenleving. Voor wie de Dominicaanse Republiek (beter) wil leren kennen heb ik het advies: lees Cartas a Evelina!
Dit artikel maakt deel uit van de Special Dominicaanse Republiek, zomer 2019