Argentinië is gewend aan periodes van recessies, koersschommelingen, hoge inflatie, wanbetalingen en sterk fluctuerende armoede. Dat komt mede door wisselvallig financieel en macro-economisch beleid. Tijdens de huidige sociaaleconomische problemen rees de ster van econoom Javier Milei als verpersoonlijking van het anti-establishment. Op 19 november strijdt hij in de tweede ronde van de verkiezingen om het presidentschap in een nek-aan-nekrace met Sergio Massa van de regerende peronistische partij.
De populariteit van Milei en zijn partij Libertad Avanza heeft alles te maken met de torenhoge inflatie: 140 procent in het afgelopen jaar. Mede daardoor is het nogal schommelende percentage armen gestegen tot veertig: vier op de tien Argentijnen leeft in armoede. Sinds 1991 is de inflatie niet zo hoog geweest. Vooral voedingsmiddelen zijn fors duurder geworden. In winkels en op de markt worden prijzen wekelijks, zo niet dagelijks, aangepast. Er bestaan intussen zo’n zestien verschillende wisselkoersen. De officiële wisselkoers via de banken is drie keer lager dan de koers op de zwarte markt. Voor betalingen met een betaalpas of creditkaart geldt weer een andere, lagere koers. De wildgroei aan koersen toont de enorme geldontwaarding van de peso en het wantrouwen in de lokale munt. Veel mensen bewaren thuis contant geld omdat ze de banken niet vertrouwen en wie het zich kan veroorloven, heeft buitenlandse rekeningen. Net als Nederland heeft Argentinië te kampen met de wereldwijd hogere prijzen voor voedsel en energie. Ook in de jaren negentig van de vorige eeuw werd Argentinië geteisterd door hoge inflatie, begin 1990 zelfs een hyperinflatie van 20.000 procent op jaarbasis. De geschiedenis lijkt zich nu in mildere vorm te herhalen. De huidige, aftredende president Alberto Fernández van peronistische huize probeerde de inflatie af te remmen door bevriezing van prijzen en beperking van aankoop van buitenlandse valuta’s, zonder resultaat. Op dit moment hebben wereldwijd alleen Venezuela en Zimbabwe hogere inflatiecijfers.
Vallen en opstaan
Argentinië is gewend aan een cyclus van vallen en opstaan en aan een relatieve economische achteruitgang. Rond 1900 was Argentinië, vooral door een uitzonderlijk langdurige exportboom, een van de rijkste landen ter wereld. Het inkomen per hoofd van de bevolking lag op het niveau van Frankrijk en Duitsland. Met technologie, opleidingsniveau en arbeidsproductiviteit, belangrijke voorwaarden voor verdere ontwikkeling, bleef Argentinië echter ver achter bij de Verenigde Staten en West-Europa. De afgelopen honderd jaar is er een gemiddelde inflatie van 105 procent per jaar. Dit hoge gemiddelde komt vooral door de soms extreme hyperinflatie, zoals begin 1990. De laatste tien jaar bedroeg de inflatie gemiddeld 47 procent, drie tot vier keer boven het Latijns-Amerikaanse gemiddelde.
Het land veranderde noodgedwongen vijf keer van munt: tot 1969 had je in Argentinië de peso moneda nacional, daarna kwam de peso ley (tot 1983), vervolgens kreeg je de peso argentino (tot 1985), die werd vervangen door de austral (tot 1991) en nu is de peso de Argentijnse munt. De Argentijnse econoom Martin Rapetti benadrukt dat de kern van het probleem is dat er geen consistent extern beleid is. In een artikel in de Argentijnse krant Clarín uit 2021 stelt hij dat het niet mogelijk is om duurzaam te groeien zonder export. “Het probleem van de Argentijnse externe sector is geen probleem van vijf, tien of twintig jaar geleden, het heeft altijd bestaan. De publieke en private uitgaven overstijgen de capaciteit van de economie. Om hoge uitgavenniveaus te handhaven, moeten we meer verhandelbare goederen produceren, ofwel meer exporteren, anders blijven de problemen van het land bestaan. Maar nu zien we alleen kortetermijnoplossingen, zoals snijden in de uitgaven.”
Weinig beleidsconsistentie
Ook Diego Sánchez-Ancochea, docent Politieke Economie aan de universiteit van Oxford, ziet een herhaling van zetten. In de Spaanse krant El País van maart 2021 schrijft hij dat de ene crisis op de andere volgt. “Argentinië komt maar niet uit de crisis: in de jaren tachtig werd de staatsschuld groter, in de jaren negentig probeerde men via privatiseringen de problemen op te lossen, en met de crisis van 2001 en 2002 via wisselkoersen. Er worden wel maatregelen getroffen, maar de structurele problemen worden nooit opgelost.” Volgens Néstor Castañeda, verbonden aan het University College in Londen en lid van het Institute of the Americas, bestaat er een gebrek aan consistentie in de macro-economische politiek. “De productiestructuur is niet in balans en heeft externe financiering nodig. Alles hangt af van buitenlandse deviezen. Telkens als de wereldhandel krimpt of de buitenlandse investeringen afnemen, is er een gebrek aan reserves.” Argentinië leunt, net als veel Latijns-Amerikaanse landen, op de export van grondstoffen, met name uit de landbouw met voorop soja. Prijsschommelingen op de wereldmarkt en klimatologische tegenvallers, zoals de droogte afgelopen jaar, maken deze export kwetsbaar. Doordat Argentinië zijn financiële verplichtingen niet nakomt, heeft het geen toegang tot de grote markten. Tegelijk is er een gebrek aan coördinatie tussen het valutabeleid, het fiscale beleid en het monetaire beleid. In de woorden van Castañeda: “Tien jaar lang is er groei, dan stort de boel in en is het weer terug bij af.”
Geen industrie
Een ander probleem is dat Argentinië nooit een sterke industrie heeft gehad. Lange tijd lag bij de economie de nadruk op de landbouwsector en de veeteelt. Na WO II kwam hierin verandering door president Juan Perón. Hij nationaliseerde veel sectoren, waaronder het spoorwegnet, en bevorderde de industrialisatie van het land door een politiek van importsubstitutie. Het land begon zelf allerlei goederen te produceren, zodat ze niet geïmporteerd hoefden te worden. Dit model werd destijds voor het hele continent aanbevolen door de Economische Commissie voor Latijns-Amerika en de Cariben (CEPAL) van de Verenigde Naties om de economie te ontwikkelen en de handels- en betalingsbalans in evenwicht te houden. Toch heeft de binnenlandse industrie zich niet efficiënt ontwikkeld. Naast achterblijvende technologie, opleidingsniveau en arbeidsproductiviteit spelen ook een gebrekkige infrastructuur en belastingheffingen een rol. De dictatuur die in 1976 aantrad, brak met dit beleid. Het militaire regime had een onduidelijk economisch beleid. De buitenlandse schuld nam toe en de Falklandoorlog in 1982 leidde tot een sterke stijging van de overheidsuitgaven, terwijl het land internationaal geïsoleerd raakte en geen geld meer kon lenen. De inflatie nam sterk toe.
Om de economische crisis te lijf te gaan besloot de eerste democratisch gekozen regering van de peronist Carlos Menem (1989-1999) over te gaan op een beleid van vrijhandel, deregulering, privatisering en een koppeling van de peso aan de dollar. Het ging mis toen de waarde van de dollar begon te stijgen in 1995. Ook hoge buitenlandse schulden in combinatie met de Tequilacrisis in Mexico (1994) en de Russische economische crisis in 1998 droegen bij aan de problemen. Argentinië viel weer terug in de categorie van landen met grote economische problemen en grote buitenlandse schulden.
Afhankelijk van het IMF
Argentinië is sterk afhankelijk van leningen van het Internationaal Monetair Fonds (IMF). Vorig jaar is al een leningenprogramma afgesproken met een totale waarde van 44 miljard dollar. Dat bedrag wordt niet in één keer uitgekeerd, maar het IMF en Argentinië onderhandelen telkens over onderdelen ervan. De laatste deal dateert uit afgelopen juli; met vertrekkend president Alberto Fernández is een akkoord bereikt over een lening van 7,5 miljard dollar. Die was bedoeld om het land overeind te houden in de aanloop naar de verkiezingen. Minister van Economische Zaken en huidig presidentskandidaat Sergio Massa, die de onderhandelingen met het IMF voerde, noemde het ‘heel goed nieuws’. Want, aldus Massa, daardoor ‘kunnen we de tweede helft van het jaar, die in het teken staat van de verkiezingen, met veel meer rust doorkomen.’ Als tegenprestatie voor de leningen worden van Argentinië besparingen en hervormingen in het fiscale en monetaire beleid verwacht. Hiertoe bleek Argentinië de laatste tijd niet voldoende in staat.
Volgens het IMF zijn belangrijke programmadoelen tot eind juni niet gehaald vanwege de grote gevolgen van de droogte in het land. Al drie jaar treft het klimaatfenomeen La Niña de oogst van maïs, graan en soja. Maar ook ontsporingen en vertragingen in het beleid zijn er debet aan. Overigens moet de Argentijnse regering nog 2,6 miljard dollar terugbetalen aan het IMF uit een eerdere lening. Waar dat geld vandaan moet komen, is onduidelijk. De volgende beoordeling van het leningenprogramma vindt naar verwachting in november plaats. Sinds 1980 is Argentinië, als enige land ter wereld, tot vijf keer toe gestopt met het aflossen van zijn buitenlandse schuld. Er is geen land dat zo’n hoge schuld heeft bij het IMF.
Te weinig nieuwe banen
Sinds 2020 is de crisis versneld en verergerd door de covid-19-pandemie. De Centrale Bank liet in 2020 meer dan 1,2 biljoen peso bijdrukken met het risico dat de inflatie zou toenemen. Dat is ook gebeurd. Toenmalig minister van Economische Zaken, Martín Guzmán, had weinig keus, want hoe moest de overheid anders subsidie verlenen aan bedrijven en inwoners die door corona geen inkomsten meer hadden? Het land had immers geen toegang tot de kredietmarkten. Argentinië gaat al langer door een periode van stagnatie, er is weinig economische groei en er zijn het afgelopen decennium nauwelijks nieuwe banen in de privésector bijgekomen. Uit een studie van de Katholieke Universiteit van Argentinië (UCA) blijkt dat het sinds 2010 steeds moeilijker geworden is om aan voeding, gezondheidszorg, werk en sociale zekerheid te komen. Dat treft vijf op de twaalf miljoen Argentijnse huishoudens. “De tweedeling in Argentinië groeit”, zegt socioloog Agustín Salvia, die bij het UCA de sociale schuldenberg in de gaten houdt. Volgens Salvia heeft de economische groei na de covid-19-pandemie nieuwe banen gecreëerd, maar dat duurde slechts tot de zomer van 2022. Toch bleef de armoede stijgen, want het ging vooral om banen met lage lonen. “Sinds eind 2022 zijn er geen nieuwe banen meer bijgekomen”, zegt hij. “Als je dat optelt bij de inflatie, kunnen we er zeker van zijn dat de armoede in 2023 zal toenemen.” Volgens Salvia leefde vroeger een kwart tot een derde van Argentinië in structurele of chronische armoede. Nu liggen die cijfers rond de 40 tot 45 procent, terwijl de economie er nog steeds niet goed voorstaat. Dat heeft veel gezinnen uit de middenklasse in armoede doen belanden. Zo’n 18 miljoen van de 46 miljoen Argentijnen zitten onder de armoedegrens. Een kortstondige boom in 2021 en 2022 na de coronacrisis, met groei boven het regionale gemiddelde, heeft dat niet kunnen voorkomen.
Anarcho-kapitalist
Twee jaar geleden begon Javier Milei de traditionele partijen te beschuldigen. Ook de Centrale Bank moest het ontgelden: die zou de grote veroorzaker van de inflatie zijn. Als panacee voor de problemen ziet Milei dan ook afschaffing van de Centrale Bank, met daarbij de dollarisering van de Argentijnse economie. De Amerikaanse munt zou dan de Argentijnse peso vervangen als betaalmiddel. Ook wil Milei de bezem halen door de openbare dienstverlening. De zelfverklaarde ‘anarcho-kapitalist’ pleit voor deregulering en privatiseringen. Veel, met name jonge, Argentijnen spreekt dit wel aan, maar het leidt tot ongerustheid bij de financiële markten. Daar hopen ze dat gematigder kandidaten, zoals de conservatieve Patricia Bullrich of de peronist Sergio Massa het tij weten te keren.
Bullrich presenteert zichzelf als de verantwoordelijke optie, terwijl Massa gevangenisstraf belooft aan speculanten. Ze werd op 22 oktober in de eerste ronde van de presidentsverkiezingen uitgeschakeld en roept sindsdien op om op Milei te stemmen. Die blijft bij zijn besluit om de Argentijnse economie in dollars om te zetten om “de inflatie uit te roeien”, ook al meent zijn eigen team dat dit niet uitvoerbaar is in een land zonder dollars in de centrale bank of krediet op de internationale markten. Toch speelt de dollar al een grote rol in het leven van de gemiddelde Argentijn. Zo worden de prijzen op de vastgoedmarkt uitgedrukt in dollars en ook voor de huishuur worden dollars gevraagd. De peso daalde de laatste jaren steeds meer in waarde en veel Argentijnen proberen zo snel mogelijk aan dollars te komen.
Vooruitzichten
Volgens de Wereldbank is Argentinië, met een bruto binnenlands product (BBP) van ongeveer 490 miljard dollar, na Brazilië en Mexico de grootste economie van Latijns-Amerika. Argentinië beschikt over enorme natuurlijke rijkdommen op het gebied van energie en landbouw; buitengewoon vruchtbare gronden, gas- en lithiumreserves en een groot potentieel voor hernieuwbare energie. Het is een belangrijke voedselproducent met grootschalige landbouw en veeteelt. Daarnaast biedt Argentinië aanzienlijke mogelijkheden in innovatieve diensten in hightechsectoren. De economie groeide sneller dan verwacht met 10,3 procent in 2021, na een daling met 9,9 procent in 2020 door de covid-19-crisis. Eind 2021 was het BBP 5 procent hoger dan voor de pandemie. De economie blijft echter in macro-economisch opzicht onevenwichtig. De monetaire kwestie om het begrotingstekort te financieren heeft bijgedragen tot een versnelde inflatiestijging.
“Argentinië bevindt zich in een situatie van extreme kwetsbaarheid”, waarschuwt econoom Elisabet Bacigalupo, hoofd van het macro-economische team van adviesbureau Abeceb. “De economie verkeert in zwaar weer en daar komen de uitspraken bij van een presidentskandidaat die zegt dat het handig is om te dollariseren en dat sparen in peso’s gelijk staat aan een cumulatie van ‘uitwerpselen’. “Dit vergroot de onzekerheid en de opkomst van alternatieve dollars”, aldus Bacigalupo. “Mensen willen geen peso’s, ze vluchten voor peso’s en dat is een grote schadepost voor de economie, omdat het de inflatie beïnvloedt”, zegt Salvador Vitelli van het adviesbureau Romano Group. De volgende president erft een economisch onevenwichtig land, met hoge inflatie, een uitpuilende buitenlandse schuld in dollars, een begrotingstekort en reserves van de centrale bank die in het rood staan. Terwijl in de meeste Latijns-Amerikaanse landen regeringspartijen de verkiezingen verliezen, won Sergio Massa van de regerende peronistische partij op 22 oktober de eerste ronde van de presidentsverkiezingen. Hij heeft een reële kans – in een nek aan nek race met Milei – op 19 november tot president te worden gekozen.
Bron foto: bitcoin.nl
Dit is een bijdrage aan de Argentinië Special van oktober-november 2023