Braziliaanse politicologe Cristina Pecequilo over Braziliaans-Chinese betrekkingen
De fors toegenomen handel met China heeft Brazilië niet gebracht wat het had gehoopt. In plaats van een gelijkwaardige relatie heeft het Brazilië nieuwe afhankelijkheid opgeleverd. Dat komt niet alleen doordat China in een hogere divisie speelt, maar ook door interne problemen in Brazilië en een zwak buitenlands beleid. Dat betoogde de Braziliaanse politicologe Cristina Pecequilo in een lezing op het universitaire Latijns Amerika-instituut CEDLA in Amsterdam.
Tegenwoordig is China de belangrijkste handelspartner van Brazilië. Terwijl in 2000 nog maar zes procent van de export naar China ging en 23 procent naar de Verenigde Staten, was dat in 2017 bijna omgekeerd: 12,5 procent naar de VS en 22 procent naar China. Bovendien exporteert Brazilië meer naar China dan omgekeerd.
Prachtig voor Brazilië, die relatie met China, zou je op het eerste gezicht zeggen. Maar de Braziliaanse politicologe Cristina Pecequilo, hoogleraar internationale betrekkingen in São Paulo en nu gasthoogleraar in Leiden, denkt daar anders over. Dat maakte ze duidelijk in haar lezing op 9 maart 2018 op het CEDLA. Ze spreekt van een asymmetrische relatie tussen beide landen en gemiste kansen.
Wolk met een zonnestraaltje
Lange tijd hadden Brazilië en China nauwelijks contact. In 1974 begonnen beide landen – destijds een militaire en een communistische dictatuur – diplomatieke betrekkingen. Veel stelde dat nog niet voor tot het inmiddels democratische Brazilië en het richting markteconomie koersende China in 1988 een verdrag over technische en wetenschappelijke samenwerking sloten. Samen stuurden ze zes satellieten de ruimte in.
Begin jaren negentig ging het economisch slecht met Brazilië. Het oriënteerde zich vooral op de VS, die een vrijhandelsverdrag voor heel Amerika propageerden, dat in de praktijk – zoals altijd, zoals Pecequilo opmerkte – vooral de VS zelf ten goede zou komen. Anderen wilden dat Brazilië zich sterker op de Mercosur, het samenwerkingsverband van toen Argentinië, Brazilië, Uruguay en Paraguay, zou richten.
Pas toen de Brazilië zich midden jaren negentig van de vorige eeuw herstelde, kreeg het meer belangstelling voor andere regio’s van wat het Zuiden wordt genoemd. De VS bleven daarbij steeds als een wolk boven Latijns Amerika hangen, met soms een klein zonnestraaltje, zoals Pecequilo het uitdrukte. Maar na de terroristische aanslagen van 11 september 2001 op de Twin Towers in New York kregen andere regio’s voor de VS prioriteit. Dat bood meer ruimte voor toenadering tot China, dat graag met allerlei landen een ‘win-win partnership’ wilde beginnen met leuzen als Vreedzame Ontwikkeling. Brazilië richtte zich op ontwikkeling, welzijn en internationale partners. De nieuwe linkse president Lula (2003-2010) en Celso Amorim, zijn minister van Buitenlandse Zaken, presenteerden een welzijnsagenda voor de wereld.
Provocatieve stelling
Brazilië en China leken hetzelfde te willen. Ze hadden elkaar iets te bieden, net als China en een aantal Afrikaanse landen. China had behoefte aan energie, grondstoffen, voedsel en markten voor de eigen industriële producten. Brazilië wilde investeringen, technologische en infrastructurele projecten en markten voor onder andere grondstoffen. Beide landen leken elkaar mooi aan te vullen en brachten dat naar buiten met mooie woorden als autonomie, soevereiniteit, ontwikkeling, hervorming en politieke solidariteit.
Toen beide landen vanaf 2009 ook samenwerkten in BRICS-verband (Brazilië, Rusland, India, China en Zuid-Afrika) werden de relaties nog intenser. China passeerde de VS als belangrijkste handelspartner van Brazilië. Maar de politieke solidariteit kwam niet van twee kanten. Brazilië steunde China wel om lid te worden van de WTO (Wereldhandelsorganisatie), maar omgekeerd hielp China Brazilië niet bij de mislukte pogingen om permanent lid van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties te worden.
Naarmate China sterker werd, stelde het zich agressiever op. Het groeide economisch veel sneller dan de andere BRICS-landen en begon de VS in te halen. Volgens Pecequilo is deze Chinese groei een nieuw verschijnsel, dat strijdig is met alle tot dusver gangbare economische theorieën. Brazilië heeft met China eigenlijk eenzelfde soort economische relatie als met de VS. Het levert ruwe materialen en krijgt daarvoor bewerkte producten terug. Tot echt nieuwe ontwikkeling in eigen land leidt het niet. China gaat in de relatie z’n eigen gang en speelt in de inhaalslag met de VS al in een hogere divisie. Ondertussen is de positie van Brazilië door de recente economische en politieke crisis ernstig verzwakt.
Pecequilo meent – ze noemt dat een provocatieve stelling – dat de relatie met China Brazilië geen autonomie heeft gebracht, maar eerder nieuwe afhankelijkheid en gemiste kansen. Brazilië heeft zich te afhankelijk opgesteld en te weinig diplomatieke en andere druk uitgeoefend op de Chinezen, die wel harde machtspolitiek bedrijven. Brazilië moet z’n eigen plan trekken en z’n eigen droom najagen, en niet meegaan met de plannen en dromen van China of de VS.
Chinese droom
In haar commentaar op de lezing van Pecequilo bevestigde Barbara Hogenboom, net benoemd tot directeur van het CEDLA en hoogleraar Latijn Amerikastudies in Amsterdam als opvolger van Michiel Baud die met pensioen gaat, de voorlopige conclusies van Pecequilo. Naar aanleiding van haar vragen lichtte Pecequilo nog een paar punten extra toe.
Terwijl Lula zich als president inzette voor de samenwerking met China, ging zijn opvolgster Dilma Rousseff (2011-2016) zich al meer op de VS richten. Michel Temer, die na het afzetten van Rousseff in 2016 als rechtse president is aangetreden, heeft weinig interesse in buitenlands beleid. Hij is economisch vooral geïnteresseerd in de VS en de Europese Unie. Met de verkiezingen van oktober 2018 op komst gaat het hem om business en stabiliteit.
Lula en Amorim dachten strategisch over buitenlands beleid, maar oefenden niet genoeg druk uit. Het taalgebruik is sindsdien veranderd, maar in de praktijk is veel hetzelfde gebleven. Terwijl ook in andere Zuid-Amerikaanse landen de betrekkingen met China toenamen, ging iedereen daarbij z’n eigen gang. Brazilië heeft daarbij te weinig coördinatie en leiderschap getoond om gezamenlijk met China te onderhandelen en daardoor meer druk uit te oefenen. Ieder land joeg z’n eigen Chinese droom na.
Na een succesvol industrialisatiebeleid in Brazilië leidde in de jaren negentig het neoliberale beleid van open grenzen tot een zekere mate van de-industrialisatie. Braziliaanse producten werden weggeconcurreerd door goedkoper geworden buitenlandse producten. De invoer uit China heeft dat proces versterkt, waarbij onder andere de textiel-, meubel- en speelgoedindustrie klappen kregen. De regering heeft daar te weinig aan gedaan. Terwijl de grote landbouwbedrijven het meest pro-China zijn omdat ze daarheen veel exporteren, doen de Braziliaanse industriëlen liever zaken met de VS en de Europese Unie.
Ook geïnteresseerd in lezingen van het Cedla? Houd dan hun website cedla.nl in de gaten