Stand van zaken halverwege de termijn van president Peña Nieto
Eind 2012 kreeg Mexico voor het eerst in 12 jaar weer een president van de tot 2000 oppermachtige Partido Revolucionario Institucional (Partij van de Geïnstitutionaliseerde Revolutie, PRI), de pragmatische Enrique Peña Nieto. Hij beloofde de Mexicanen een verhoging van het inkomen en verbetering van de infrastructuur van het land. Mexico zou gaan horen tot de economische grootmachten van de wereld. Wat is er nu, halverwege Peña Nieto’s ambtstermijn van zes jaar, van zijn beloftes terecht gekomen?
In de jaren tachtig van de vorige eeuw lieten landen als Zuid-Korea, Taiwan en Singapore over een langere periode hoge economische groeicijfers zien. Ze werden de NICs genoemd (Newly Industrialized Countries), omdat hun groei gebaseerd was op de export van goedkope industrieproducten. Het succes van deze ‘Aziatische tijgers’ werd door velen gezien als een serieuze uitdaging van de overheersende economische positie van het ‘Westen’ in de wereld. De Duitse econoom Dieter Senghaas vroeg zich in 1982 af of het in het algemeen mogelijk was voor armere landen om Europa “in te halen” of dat de NICs de uitzondering op de regel waren dat de rijke landen rijk blijven en de arme arm. Anderen voerden een debat of landen als Thailand, Mexico of Turkije ook NICs genoemd konden worden of dat ze eigenlijk ‘net-niet-NICs’ waren.
Maquiladoras
In al deze landen werden belastingvoordelen en lage lonen gebruikt om buitenlandse investeringen aan te trekken en zo de industriële ontwikkeling en de werkgelegenheid te stimuleren. Een verschil tussen Mexico en de NICs was dat het in Azië vooral de lokale industrie was die profiteerde, terwijl de Mexicaanse maquiladoras (assemblagebedrijven) langs de noordgrens vooral buitenlandse bedrijven waren. Enerzijds was de nabijheid van de enorme Amerikaanse markt een voordeel voor deze bedrijven, maar daar stond een grote afhankelijkheid van één buitenlandse markt tegenover. In 1994 trad Mexico zelfs toe tot die markt met de ondertekening van het North American Free Trade Agreement (NAFTA), waarbij Canada, de Verenigde Staten en Mexico op den duur één economische zone zouden gaan vormen. Later kwamen er pogingen tot diversificatie van handelspartners, maar de VS blijven verreweg de belangrijkste handelspartner van het land. Na de ineenstorting van de Sovjet Unie in 1991 werd vrijhandel de norm en het debat onder economen over nut en noodzaak van op export gerichte industrialisatie verstomde, totdat het rond de opkomst van de BRICs weer oplaaide.
De econoom Jim O’Neill gebruikte in 2001 de term BRIC voor het eerst. Deze afkorting verwijst naar de beginletters van Brazilië, Rusland, India en China, landen die zich in een vergelijkbare fase van snelle economische ontwikkeling zouden bevinden. In de jaren daarna werd deze afkorting het symbool voor de komende verschuiving in economische macht in de wereld. De verwachting was dat deze landen zich zeer snel zouden ontwikkelen en, anders dan bij de NICs, rond 2050 grotere economieën zouden hebben dan de huidige rijkste landen van de wereld, met alle politieke en militaire gevolgen voor de wereldorde van dien. In 2008 vormden deze landen een eigen politieke landengroep met jaarlijkse topontmoetingen en ministeriële vergaderingen, vanaf 2011 aangevuld met het veel kleinere Zuid-Afrika. Zouden deze landen, net als de NICs voor hen, in staat zijn de sprong naar de algemene welvaart te maken of misschien zelfs de dominante positie van het Westen te ondermijnen? En zouden ook andere landen de sprong naar BRIC-status kunnen maken? Als ‘net-niet-BRICs’ werden onder andere genoemd Nigeria en opnieuw – of nog steeds – Mexico.
Tequilacrisis
Volgens een publicatie van de World Economics Association uit 2005 hadden alleen Mexico en Zuid-Korea economieën die vergelijkbaar waren met de BRICs, maar zij behoorden al tot de economische elite verenigd in de OESO (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling). Mexico’s status als lid van deze organisatie van belangrijke industrielanden met een markteconomie is echter niet onomstreden. Het land werd namelijk lid een paar maanden voordat de ‘Tequilacrisis’ van eind 1994 duidelijk maakte dat de Mexicaanse peso zwaar overgewaardeerd was en het land flink boven haar stand geleefd had. Hoewel Mexico een enorm economisch potentieel heeft (grondstoffen, lid van NAFTA, grote en relatief goed opgeleide bevolking), heeft het dit tot op heden niet echt kunnen waarmaken. Sterker nog, hoewel de maquiladoras een belangrijk deel van Mexico’s industriële productie blijven leveren, kregen ze vanaf deze eeuw te maken met stevige concurrente van China en andere lagelonenlanden, ook op Mexico’s belangrijkste afzetmarkten in de VS.
Bij zijn aantreden als president op 1 december 2012 gaf Enrique Peña Nieto dan ook aan dat economische groei een van de centrale prioriteiten van zijn regering zou worden om het land met ruim 123 miljoen inwoners weer terug te brengen daar waar het volgens hem hoort: tussen de sterkste economieën van de wereld, van net-niet-BRIC naar volwaardig OESO-lid. De man, die tot 2011 gouverneur was van de deelstaat Mexico, beloofde dat het inkomen van de Mexicanen zou stijgen, dat hij de infrastructuur van het land zou verbeteren en dat hij Mexico aan zou laten sluiten bij de economische grootmachten van de wereld. Wat betreft de door zijn voorganger Felipe Calderón gestarte oorlog tegen de drugshandel zou zijn focus liggen op de terugdringing van het geweld en minder op de bestrijding van de drugsbendes als zodanig.
Rapportcijfer
Volgens de Economische Commissie voor Latijns Amerika en de Cariben van de Verenigde Naties (ECLAC) groeide de Mexicaanse economie in 2010 nog met 5,2 procent. In 2013 was de groei gedaald tot 1,4 procent, om in de jaren daarna weer iets te stijgen tot 2,5 procent in 2015. De omvang van het Bruto Nationaal Product was vorig jaar een kleine 1.300 miljard dollar (ter vergelijking: Nederland, met een bevolking van 17 miljoen inwoners, had dat jaar een BNP van 880 miljard dollar).
Mexico’s economische rapport is niet slecht, maar haar cijfers zijn niet genoeg om de economie op ‘Chinese’ wijze op te stoten in de vaart der volkeren. En hoewel de bevolkingsgroei met 1,3 procent relatief laag is, is de groei van het inkomen per hoofd van de bevolking niet florissant. In 2013 was dit cijfer volgens ECLAC zelfs nul, om daarna weer iets te stijgen tot gemiddeld net boven de 10.000 dollar per jaar (Nederland: ruim 46.000 dollar). De absolute armoede in het land is echter wel afgenomen van 8 procent van de bevolking in 2010 tot 1 procent in 2012. Ook de inflatie is laag, maar in 2012 verdiende de rijkste 1 procent van de Mexicanen nog altijd 47 keer zo veel dan de armste 10 procent, hoewel dat een verbetering was ten opzichte van een generatie daarvoor. Desondanks zijn de verschillen tussen arm en rijk in Mexico nog steeds groter dan in alle ander OESO lidstaten.
Nationale trots
Peña Nieto’s regering ging voortvarend van start met onder meer grootse plannen voor investeringen in de infrastructuur en hervorming van de energiewetgeving. Met name dit laatste stuitte op veel weerstand, want het belangrijkste onderdeel daarvan betrof het in 1938 genationaliseerde staatsoliebedrijf Pemex. Peña Nieto’s plannen zou samenwerking met (buitenlandse) particuliere bedrijven legaliseren zowel bij de bedrijfsvoering als bij de exploitatie van grondstoffen. Pemex is verreweg het grootste bedrijf van het land en heeft een monopolie op de ontginning van ruwe olie, de verwerking daarvan en de verkoop van olieproducten als benzine. Behalve een bron van klachten over de benzine en service, is het bedrijf ook een bron van nationale trots omdat het in omzet een van de grootste bedrijven ter wereld is. Mede door die grootte heeft het de reputatie een log, inefficiënt en conservatief bedrijf te zijn. Peña Nieto hoopte met zijn hervormingen Pemex efficiënter te maken met lagere prijzen voor gas, elektriciteit, kunstmest en benzine.
Naast weerstand tegen bepaalde hervormingen had en heeft Peña Nieto te maken met een groot aantal uitdagingen, zoals het aanhoudende drugsgerelateerde geweld en de bijbehorende kosten om dat te bestrijden. Bovendien is het einde aan het geweld voorlopig nog niet in zicht zolang de vraag (in de Verenigde Staten) hoog blijft en de handelaren zich kunnen blijven bewapenen. Volgens de Global Peace Index 2014, gepubliceerd door het Institute for Economics & Peace (IEP), kostte de bestrijding van de drugshandel in 2013 alleen al Mexico ruim 172 miljard dollar. Dit is bijna een tiende van Mexico’s BNP, oftewel zo’n 1.430 dollar per persoon. In 2014 zou dit bedrag nog verder opgelopen zijn. Desondanks staat de overheid machteloos tegenover het aanhoudende geweld en het hoge aantal moorden in het land, met name door de alomtegenwoordige corruptie en zwakke overheidsinstellingen, zo citeert de nieuwssite Forbes.com het IEP rapport.
Corruptie
Niet alleen aan de uitgavenkant heeft Peña Nieto’s regering het moeilijk, ook aan de inkomstenkant zijn er tegenvallers te noteren. Zo staat hij machteloos tegenover de momenteel bijzonder lage olieprijs op de wereldmarkt: was olie in 2011 nog goed voor 16 procent van Mexico’s totale export, nu is dat nog ongeveer 10 procent. Bovendien neemt de olieproductie sinds 2004 gestaag af, reden voor Peña Nieto om na zijn verkiezing de bovengenoemde hervorming van staatsoliemaatschappij Pemex aan te kondigen. Als verreweg het belangrijkste bedrijf van het land en de grootste belastingbetaler zijn de inkomsten van Pemex cruciaal voor het land. De verliezen door corruptie (zoals geen afdracht van belastingen) worden geraamd op een miljard dollar per jaar. De internationale anti-corruptie organisatie Transparency International plaatst Mexico in haar Corruption Perceptions Index van 2015 dan ook pas op de 95e plaats (uit 167 landen), verreweg de slechtste score van alle OESO-landen.
Ondanks alles wat er op de Mexicaanse economie af te dingen zou zijn, is de opbouw hiervan vergelijkbaar met die van een moderne samenleving waarin landbouw nog maar een paar procent bijdraagt aan het nationaal inkomen (in 1970 nog 25 procent), industrieproducten ongeveer de helft en Mexico tot de top van de wereld behoort voor wat betreft sommige landbouwproducten en de productie van elektronica. Tegelijkertijd scoort het land volgens de OESO onveranderd laag voor wat betreft investeringen in onderwijs of Research and Development waarmee het zich niet goed voorbereid op de toekomst. Dus terwijl Mexico enerzijds meedoet met de grote landen, bijvoorbeeld voor wat betreft de productie van avocado’s (nummer 1 in de wereld), computers en olie, is het anderzijds niet in staat om alle inwoners (uitzicht op) een menswaardig bestaan te bieden. Dat leidt op haar beurt weer tot een grote trek naar de steden en natuurlijk naar de VS: hoewel de aantallen sindsdien wat teruglopen, trokken er tussen 1990 en 2010 zeker 7,5 miljoen Mexicanen de noordgrens over op zoek naar een betere toekomst voor henzelf en hun kinderen.
Tabasco
Tijdens zijn verkiezingscampagne beloofde Peña Nieto een verdrievoudiging van de Mexicaanse economische groei (tot zes procent) met als doel een inkomensverbetering van het gemiddelde Mexicaanse huishouden. Daar is, volgens de nieuwssite sinembargo.mx, echter nog niets van terechtgekomen omdat problemen niet effectief zijn aangepakt of het aan de wil ontbreekt om ze aan te pakken. Ook volgens Sinembargo ligt de kern van het probleem bij de corruptie in de hoogste kringen van het land, vaak veroorzaakt door persoonlijke belangen. Meerdere schandalen hebben het gezag van de huidige regering enorm geschaad.
In een ander artikel toont Sinembargo aan dat slechts de relatief kleine staten Queretaro en San Luis Potosí in het laatste trimester van 2015 een economische groei van 6 procent of meer zagen. De ‘oliestaten’ Campeche en Tabasco vertoonden zelfs een negatieve economische groei, net als het al arme Chiapas. Campeche laat al ruim een jaar negatieve economische groeicijfers zien en inmiddels werkt ruim 54 procent van de beroepsbevolking hier in de informele sector. Niet alleen zijn deze cijfers op zich zorgwekkend volgens het blad, ze zijn over het algemeen ook nog eens slechter dan vergelijkbare cijfers over 2014.
Infrastructuur
De grens tussen informele sector en illegale sector is in een land als Mexico flinterdun. Dat inmiddels honderdduizenden Mexicanen zich aangetrokken voelen tot de drugshandel, of al dan niet uit financiële overwegingen deze illegale handel ondersteunen, is tegen de achtergrond van een stagnerende economie en aanhoudende corruptie in overheidskringen niet verwonderlijk. En hoe zit het met Peña’s belofte om de infrastructuur ingrijpend te verbeteren? Tenslotte stond hij als gouverneur bekend om de vele infrastructurele werken die hij liet aanleggen. Helaas, ook op dit vlak scoort Mexico slecht. De krant La Jornada van 3 januari citeert een recente studie van de Interamerikaanse Ontwikkelingsbank waarin staat dat Mexico het minst in infrastructuur investeert van alle Latijns-Amerikaanse landen: anderhalf procent van het BNP, de helft van het regionale gemiddelde.
Veel Brazilianen zeggen over hun land dat het het land van de toekomst is. Om daar snel aan toe te voegen: “En dat zal het altijd wel blijven.” De hoge groeicijfers uit de tijd dat Jim O’Neill de term BRIC bedacht, lijken voor wat Brazilië betreft al weer voorbij. Hierdoor, en door de economische krimp in Rusland, lijkt het er op dat de term BRIC zijn langste tijd al weer gehad heeft. Vanzelfsprekend is China inmiddels een economische reus geworden, maar toetreding tot de OESO is voor dit staatskapitalistische en grotendeels ondemocratische land voorlopig niet aan de orde. Ook voor het economisch steeds sterkere India zal het wel even duren voor het stabiel genoeg is om de OESO te versterken. En de eeuwige belofte Mexico? Dat bevindt zich voorlopig nog tussen Guatemala en de VS.