Economie & Ondernemen

Bolivia en het tegengif voor het neoliberalisme

15 april 2019

Maarten Dekker

Hoe het Boliviaanse economische succes het ongelijk van critici bewees

Bolivia en het tegengif voor het neoliberalismeWerknemers van de Braziliaanse oliegigant Petrobas stonden raar te kijken toen 1 mei 2006 het Boliviaanse leger plotseling voor de poorten van het bedrijf stond. Verschillende energiebedrijven, waaronder Petrobas en het Spaanse Repsol, waren totaal verrast dat president Evo Morales het leger opdracht had gegeven om olie- en gasvelden te bezetten en 80 procent van de energiebronnen onder staatscontrole te plaatsen. Hij gaf buitenlandse energiebedrijven 180 dagen de tijd voor het heronderhandelen van de bestaande contracten met de Boliviaanse overheid.

Met het verhoogde staatsbelang in energiebronnen wijkt het Boliviaanse economische beleid sterk af van de zogenaamde Washington-consensus. Deze consensus vindt zijn oorsprong in de jaren tachtig en staat voor een door de Verenigde Staten gesteund pakket economische hervormingen. Deregulering, liberalisering van handel in goederen en privatisering moeten de overheidsinvloed sterk terugbrengen. Washington-consensus wordt onder andere geassocieerd met het economische beleid van de VS naar Latijns Amerika toe, dat is gebaseerd op leningen in ruil voor het doorvoeren van economische hervormingen. Ook in Washington gevestigde organisaties als het IMF (Internationaal Monetair Fonds) en de Wereldbank hebben lange tijd zulke voorwaarden gesteld in ruil voor financiële steun aan ontwikkelingslanden en ook landen als Portugal en Griekenland. Ze betoogden dat dergelijke neoliberale hervormingen noodzakelijk waren voor economische groei en welvaart, maar er is ook veel kritiek op dit beleid, met name op dat van het IMF. Zo stelt de Nobelprijs winnende econoom Joseph Stiglitz dat dit beleid juist contraproductief is voor de economie en bovendien rampzalig kan uitpakken voor de lokale bevolking. Hoewel IMF en de Wereldbank minder radicaal zijn geworden met hun eisen, ligt de focus nog altijd op bezuinigen op overheidsuitgaven.

Beste jongetje van de neoliberale klas

Onder president Víctor Paz Estenssoro werd in 1985 de Boliviaanse economie sterk geprivatiseerd. Er werd flink gesneden in overheidsuitgaven om de inflatie te beteugelen. Ook de opvolgers van Paz gingen op dit ingeslagen pad voort. Lange tijd zagen economen Bolivia als het beste jongetje van de neoliberale klas. Vooral neoliberale economen roemden het succes bij het bestrijden van de torenhoge inflatie. Intussen groeide de frustratie onder de bevolking omdat maar een kleine groep van de economische liberalisering profiteerde, terwijl de meerderheid te kampen had met (extreme) armoede en ongelijkheid. De woede bereikte een hoogtepunt tijdens het conflict dat bekend als de Boliviaanse gasoorlog. Die ontstond nadat president Sánchez de Lozada een plan lanceerde om gas via Chili naar Mexico en de VS te exporteren. Stakingen en wegblokkades door inheemse groepen en vakbonden brachten het land tot stilstand. Dat resulteerde in het aftreden van Sánchez de Lozada in oktober 2003.

Na een chaotische periode, waarin het land twee presidenten versleet, won vakbondsleider Evo Morales in 2005 de presidentsverkiezingen. Als leider van de oppositionele Beweging Naar het Socialisme (MAS) was zijn populariteit gegroeid. Morales speelde met zijn belofte om energiebronnen terug te geven aan de bevolking goed in op het heersende gevoel dat de heersende klasse het land in de uitverkoop deed.  Na zijn inauguratie op 22 januari 2006 loste Morales zijn belofte in en nationaliseerde hij energiebronnen als olie, gas en koolwaterstof om de publieke uitgaven te kunnen verhogen. Hij gebruikte het leger om de energiebronnen te bezetten om zo energiebedrijven te dwingen opnieuw over de contracten met de overheid te onderhandelen. Volgens Peter DeShazo, voormalig directeur van het Centrum voor Strategische en Internationale Studies in Washington, had het gebruik van het leger ook een dramatisch effect om steun van de bevolking te krijgen: “De confronterende aard van deze actie had de bedoeling om de aandacht te trekken”.

Die aandacht beperkte zich niet tot de Bolivianen. Morales’ plan het belang van de staat in de energiesector te verhogen om publieke uitgaven te verhogen, ging frontaal in tegen de neoliberale gedachtegang. De door Bolivia ingeslagen nieuwe weg werd fel bekritiseerd door Europese en Amerikaanse politici, mainstream- economen, bedrijfsanalisten en internationale media. De zogenoemde nationalisering zou energiebedrijven afschrikken en daarmee kennis en buitenlandse investeringen wegjagen uit het land. Het Internationale Monetaire Fonds (IMF) waarschuwde voor de ‘verreikende economische consequenties.

Niet langer de armste

De voorspelde economische catastrofe bleef echter uit. Integendeel, sinds het aantreden van Morales groeiende de economie gemiddeld met 4,9 procent en ook in 2018 was Bolivia met 4,7 procent één van de snelst groeiende Latijns-Amerikaanse economieën. Dit is opmerkelijk omdat het continent in 2018 gemiddeld slechts met 1.2 procent groeide en de buurlanden Argentinië en Brazilië grote economische problemen kennen. Door de stabiele groei kan volgens het IMF Bolivia niet langer als het armste land van Latijns Amerika worden beschouwd. Hiermee bewijst Bolivia het ongelijk van de economische dogma’s binnen de dominante economische theorie die stelt dat liberalisering van de markt dé weg naar economische groei is. Maar hoe ziet het Boliviaanse economische systeem eruit?

De meest drastische stap van Morales was het zeer fors verhogen van het staatsaandeel binnen de energie- en de mijnsector. Hoewel door Morales, en door internationale media, wordt gesproken van nationalisering, klopt dit niet helemaal. De staat strijkt niet de volledige winst op, maar Morales heeft de winstverdeling omgedraaid. Waar bedrijven eerst 18 procent van de winst aan de staat overdroegen, ontvangt de staat nu 82 procent van de winst. Het Amerikaanse Exxon Mobil Corporation, het Braziliaanse Petrobras, het Spaanse Repsol YPF, het Britse BG en het Franse Total werden allemaal gedwongen bestaande contracten te heronderhandelen. Door de verhoogde winstmarge zijn de inkomsten voor de staat uit de export van energiebronnen enorm toegenomen. Deze inkomsten groeiden van 2,2 procent van het totale BBP van 38,1 miljard dollar in 2005 naar 12,9 procent van het totale BBP van 83,55 miljard dollar in 2017.

Het beschikbaar gekomen geld wordt gebruikt voor investeringen in de publieke sector. Er is onder andere flink geïnvesteerd om de infrastructuur te versterken, toegang tot water te vergroten en de gezondheidszorg te verbeteren. In minder ontwikkelde gebieden zijn wegen, waterleidingen en elektriciteitsnetwerken aangelegd. Bolivia is binnen Latijns Amerika opgeklommen tot het land dat, na Cuba, het hoogste percentage van het BBP investeert in openbaar onderwijs. Volgens Esteban Pérez, voorzitter van de Economische Commissie van de Verenigde Naties voor Latijns Amerika en het Caribisch gebied (CEPAL) wordt de groei van Bolivia aangejaagd door investeringen in de publieke sector. Volgens hem verschilt het model hierin met andere landen in de regio: “Anders dan in andere landen in Latijns Amerika is de economische groei in Bolivia niet afhankelijk van consumptie”. Dit maakt de economie minder afhankelijk van de consumptie, wat deels verklaart waarom Bolivia de internationale financiële crisis, waarbij in veel landen de koopkracht achteruitging, relatief eenvoudig is doorgekomen.

Daarnaast is de financiële gezondheid van de Boliviaanse staat verrassend. Want hoewel de investeringen in de publieke sector sterk zijn toegenomen, blijft de regering relatief terughoudend omgaan met haar financiën. In de periode 2006-2014 had Bolivia ieder jaar een begrotingsoverschot. Bovendien werd de overheidsschuld gereduceerd van 83 procent tot 26 procent van het BBP. In dezelfde jaren was de staatsschuld van Venezuela verdubbeld. Bolivia toont aan dat bezuinigingen niet de enige manier zijn om de staatsfinanciën op orde te krijgen.

Bijverschijnsel

Bovendien is het Boliviaanse model erin geslaagd een meerderheid van de bevolking te laten profiteren. Met name het bestrijden van de armoede is zeer succesvol gebleken. Het gemiddelde reële inkomen van Bolivianen is inmiddels meer dan het dubbele dan dat van 2005. De Verenigde Naties noemde Bolivia het meest succesvolle land in het bestrijden van armoede. In 2004 leefde 59 procent van de bevolking onder de armoedegrens, maar in 2014 veel minder: 39 procent.

De afgenomen armoede is ook terug te zien in de verkleining van de kloof tussen rijk en arm. Voordat Morales aan de macht kwam, kreeg de bovenste 10 procent 128 keer meer dan de armste 10 procent, inmiddels is dat nog maar 38 keer zoveel. Alicia Bárcena, directeur van de CEPAL, roemt het land om de voortgang die heeft geboekt: “Bolivia is een van de weinige landen die ongelijkheid heeft gereduceerd … het gat tussen rijk en arm is enorm afgenomen.” Met de combinatie van economische groei én afname van de ongelijkheid toont het ook de onjuistheid van een andere conventionele economische wijsheid. Al lange tijd, en nog steeds, zien veel economen toenemende ongelijkheid als een noodzakelijkheid bijverschijnsel van economische groei.

Lithiumvoorraden

Ondanks de goede cijfers kent het Boliviaanse model beperkingen. Zo is de Boliviaanse economie, ondanks de stappen die de regering heeft gezet om de economie is diversifiëren, zeer afhankelijk gebleven van de export van koolwaterstoffen en mijnproducten. De export van grondstoffen vormt 87 procent van de totale exportinkomsten van het land. Dit maakt de economie niet alleen kwetsbaar voor de grillen van de grondstofprijzen, maar ook afhankelijk van de beschikbaarheid van natuurlijke hulpbronnen. Projecten om producten met toegevoegde waarde te creëren komen maar moeilijk van de grond en daarmee is het maar de vraag hoe lang de groei aanblijft, zoals Boliviaanse econoom Horst Grebe beaamt: “We zien geen transformatie naar een productie-economie die duurzaam is op de lange termijn”. Dat geldt niet alleen voor Bolivia. Ook andere Latijns Amerikaanse landen hebben grote moeite om hun economie te diversifiëren.

Bovendien zorgen de afhankelijkheid en exploitatie van natuurlijke bronnen volgens Fundación Jubileo, een ngo die de beleidsbeïnvloeding over economische thema’s in Bolivia onderzoekt, tot een toename van conflicten met inheemse en milieubewegingen. De bouw van stuwdammen, de exploitatie van gas- en lithiumvoorraden en de aanleg van een nieuwe verbindingsweg van meer dan 290 kilometer dwars door natuur- en inheems gebied leidden tot protesten. Hoewel Morales zichzelf presenteert als voorvechter voor het milieu, opent hij gretig natuurgebieden voor bedrijven. Hiermee onderscheidt Bolivia zich niet van andere Latijns-Amerikaanse landen als Brazilië en Venezuela.

Neo-extractivisme

Bovendien zijn dergelijke projecten geen deel van een nieuw economisch model, gericht op het behoud van de natuur. Het is eerder een vorm van “neo-extractivisme” of vorm van Keynesiaans neoliberalisme. Eduardo Gudynas, een Uruguayaan aangesloten bij de ecologische beweging Buen Vivir en werkzaam voor het Centro Latino Americano de Ecología Social (CLAES) in Montevideo, ziet dit terug in veel Latijns Amerikaanse landen die sociale hervormingen financieren door het op grote schaal exploiteren van natuurlijke bronnen. Ook journalist en activist Naomi Klein, die sympathiseert met het beleid van Bolivia, is kritisch over het extractieve karakter van de Boliviaanse economie. Zij wijst erop dat Bolivia er niet in is geslaagd om een nieuw economisch model te vinden zonder extreme hoeveelheden natuurlijke hulpbronnen te gebruiken met grote ecologische en humanitaire gevolgen.

Dat het Boliviaanse model grote socio-economische successen heeft behaald, heeft zelfs het IMF inmiddels erkend. Hoe Bolivia de financiële crisis zonder kleerscheuren heeft weten te doorstaan terwijl buurlanden als Brazilië en Argentinië in een diepe economische crisis verzeild raakten, is maakt het Boliviaanse economische beleid zeer interessant. Ook het verkleinen van de ongelijkheid, terwijl de Wereldbank spreekt van een wereldwijde trend van toenemende binnenlandse ongelijkheid, is bijzonder. Met betrekking tot de verdeling van de economische groei kan Bolivia zeker als voorbeeld worden gezien. Maar als we kijken naar de afhankelijkheid van de export van natuurlijke hulpbronnen is Bolivia eigenlijk meer van hetzelfde.

Gerelateerde berichten

Van de ene crisis naar de andere- De onevenwichtige Argentijnse economie in vogelvlucht

Van de ene crisis naar de andere- De onevenwichtige Argentijnse economie in vogelvlucht

Argentinië is gewend aan periodes van recessies, koersschommelingen, hoge inflatie, wanbetalingen en sterk fluctuerende armoede. Dat komt mede door wisselvallig financieel en macro-economisch beleid. Tijdens de huidige sociaaleconomische problemen rees de ster van econoom Javier Milei als verpersoonlijking van het anti-establishment. Op 19 november strijdt hij in de tweede ronde van de verkiezingen om het presidentschap in een nek-aan-nekrace met Sergio Massa van de regerende peronistische partij.

Lees meer
agsdix-null

Politiek & Maatschappij

agsdix-null

Kunst & Cultuur

agsdix-null

Vrije tijd & Toerisme

agsdix-null

Economie & Ondernemen

agsdix-null

Milieu en Natuur

agsdix-null

Onderzoek & Wetenschap

Blijf op de hoogte

Adverteren op onze website?

Dat kan! Tegen een scherp tarief plaatsen wij uw advertentie.

Ontvang onze nieuwsbrief

Schrijf u in en ontvang onze digitale nieuwsbrief met een overzicht van onze nieuwe artikelen.

Volg ons op social media

Wees als eerste op de hoogte van nieuwe artikelen en deel artikelen met uw netwerk.

Share This